Korte berichten en
mededelingen
KAALSLAG OP WALCHEREN
DE OOSTERSCHELDE MOET OPEN
BLIJVEN...ALS HET EVEN KAN
De karakteristieke beplanting langs de binnenwegen van Wal-
cheren is afgelopen winter fors onderhanden genomen. Zo
fors, dat veel Walcherenaren hun beklag deden. Het is dan ook
niet de eerste keer dat hierover wordt geschreven. Maar een
mening uit de natuurbeschermingshoek mag in dit blad toch
niet ontbreken.
In totaal circa 400 ha binnenweg is ondergebracht bij het
Wegschap Walcheren voor het b eheer ervan. In 1978 werd er
in haar opdracht een beheersplan opgesteld voor de langs veel
binnenwegen geplante bomen en struiken. Na de oorlog
waren deze aangebracht om de oude dichte heggenstructuur
van Walcheren ('de tuin van Zeeland') terug te brengen. Maar
het normale onderhoud leek onvoldoende, zodat een her
ziening gewenst was. Vandaar het beheersplan, waarin centraal
staat 'het handhaven van het huidige karakter van het heggen-
landschap'. Ook wordt erin gepleit voor 'een gezonde en na
tuurlijke ontwikkeling van de b eplanting' en een kleinschalige
aanpak. Dat snoeien een maatregel is die een houtbestand
gezond kan houden, zal niemand willen ontkennen. Maar de
kapwoede die nu heeft plaatsgevonden, is een grove aantasting
van de heggenstructuur en een doorkruising van de genoemde
'natuurlijke ontwikkeling'. En dat, terwijl in het beheersplan
van het Wegschap het tegenovergestelde wordt aanbevolen.
Duidelijke gevolgen van de kaalslag zijn in ieder geval, dat de
vegetatie en het landschap voor meerdere jaren zijn verstoord
en dat vogels moeilijk een broedgelegenheid zullen vinden.
Beter had men een gefaseerde (het beheersplan spreekt van
'klustergewijze') aanpak kunnen hanteren in plaats van deze
methode van zoveel-mogelijk-ineens. De vogels (en de Wal-
cherse bevolking) hadden zich kunnen aanpassen en het land
schap zou niet zo zijn verworden.
Het lijkt erop, dat vooral financiële zaken een overheer-
en kaalgeslagen
sende rol hebben gespeeld in de plotselinge grootschalige
aanpak. Voor dit 'onderhoud' krijgt Staatsbosbeheer (SBB)
een bijdrage in het kader van de Beschikking Bosbijdragen
(SBB geeft advies en houdt toezicht op de beplanting). Omdat
het potje hiervoor op de tocht staat, is waarschijnlijk voor de
genoemde opzet gekozen: alles ineens, nu het nog kan.
Overigens kan men ook vraagtekens zetten bij de wijze van
snoeien. Eigenlijk wordt er nauwelijks gesnoeid. De struiken
en soms ook bomen (waarom niet andersom worden af
gezet: het enige dat overblijft, zijn korte stompjes hout. Dit
geeft een rommelige indruk, waardoor bovendien puin en
ander vuil wordt aangetrokken. En waar wèl wordt gesnoeid
(aan de nog bestaande hagen), gaat het er niet minder ruw aan
toe. Met een verticale maaibalk worden de hagen geschoren
waardoor veel takken breken of splijten. Het lijkt er eerder op
dat de struiken ten prooi gevallen zijn aan vernielzucht. Meer
respect voor de beplanting zou het Wegschap niet misstaan.
Als de stormvloedkering klaar is, is de verleiding groot om hem
ook actief te gebruiken wanneer er géén superstorm dreigt.
Eén van de eerste mogelijkheden die zich aandient, is mani
pulatie met de kering tijdens de afbouw van de compar-
timenteringsdammen in de uiteinden van de Oosterschelde.
Sluiten met stenen is duur, maar dat kan in stromend water;
sluiten met zand is goedkoper maar dan mag het water niet te
hard stromen. Zie daar het dilemma. Door nu met de storm
vloedkering te manipuleren kan het tij gerekt, gedempt en
zelfs geheel worden stilgezet. Vooral dit laatste kan ernstige
gevolgen hebben voor het milieu. Hoelang mag de kering nu
eigenlijk dicht, voordat er schade ontstaat in het Ooster-
scheldemilieu? Op deze hamvraag is een recent rapport van
het Delta Instituut voor Hydrobiologisch Onderzoek (DIHO)
een eerste antwoord gegeven. Alle sluitingsalternatieven voor
de Krammer, waarbij gemanipuleerd wordt met de storm
vloedkering, hebben negatieve effecten op het milieu. Eén dag
stagnerend water op N.A.P. in voorjaar en zomer leidt wel
iswaar tot negatieve effecten, maar onomkeerbaar is die
schade nog niet. Dat wordt anders als de getijbeweging
langer dan 1 dag volledig wordt stilgelegd. Met name in de
zomer kan dit leiden tot onherstelbare schade aan het milieu.
Ook de mosselcultuur kan het na 1 a2 dagen stilstaand water al
moeilijk krijgen.
Het milieuonderzoek gaat door en levert verrassende uit
komsten op. Er is in het verleden wel aangenomen dat de
Oosterschelde na het klaarkomen van de stormvloedkering
een soort slibval zou worden: de zwevende deeltjes die de zee
arm in grote aantallen binnenkomen, zouden bezinken en in
de loop der jaren zou de bodem dan bedekt worden met een
laagje slib. Dat zou echter niet zo best zijn voor de zuurstof
huishouding van de bodem. Recent is echter gebleken dat dit
effect niet of nauwelijks zal optreden. Er vindt in de Ooster
schelde geen netto aanvoer van slib plaats; er komt evenveel
zwevend materiaal in als er uitgaat. Na 1986 zal dit beeld naar
verwachting zich niet sterk wijzigen. Een pluspunt dus.
Het gebruik van biologische kennis kan ook tot verwarring
leiden. Het Rijks Instituut voor Visserij Onderzoek signa
leerde onlangs een dreigend voedseltekort voor de mosselen
na 1986 door de verminderde aanvoer van plantaardig plank
ton. Men kan echter ook precies andersom redeneren. De
toegenomen helderheid van het water kan leiden tot een
verhoogde productie van plankton in de Oosterschelde. En
daar vaart de mossel wel bij.
Dit pleit dus voor een bijzonder terughoudend gebruik van
de kering. Daarbij komt nog dat de huidige kennis van de
wezenlijke processen in de ingewikkelde Oosterschelde klein