Zandzakken
6
Alikruiken
Duintjes
Zeeuwse Landschap. Dit leidde ertoe,
dat het beheer in het najaar van 1978 via
een actie van ingebruikgeving werd
overgedragen aan Het Zeeuwse Land
schap. Vooruitlopend op de officiële
overdracht was door de Stichting in het
broedseizoen van 1978 al wat beheers-
werk verricht, zodat de keus voor Het
Zeeuwse Landschap voor de hand lag.
In zijn algemeenheid kan gesteld wor
den dat, naarmate een natuurgebied een
meer natuurlijk karakter heeft, er min
der ingrijpen van de mens noodzakelijk
is om de natuur in stand te houden. In
volledig natuurlijke gebieden, zoals de
Hooge Platen kan in het algemeen vol
staan worden met „niets doen". Dat
„niets doen" houdt dan altijd nog in, dat
er toch een behoorlijke tijdsinspanning
nodig is voor bewaking, inventarisaties,
planologische aangelegenheden, etc.
Op de Hooge Platen zijn bovendien aan
vullende maatregelen nodig geweest om
de aanwezige broedvogels te bescher
men. Tot in 1978 gingen jaarlijks vrijwel
alle legsels verloren, omdat bij springtij
vaak ook de hoogste delen van de Bol
overstroomden. In dat jaar werd door
vrijwilligers op het hoogste deel van de
Bol een cirkelvormig dijkje van zandzak
ken aangelegd, zodat een oppervlakte
van ongeveer 500 vierkante meter extra
beschermd was tegen hoge vloeden. Om
te bereiken dat de dwergsterns in dit
„ingedijkte" gebiedje zouden gaanbroe-
den, werden ter plaatse kokkelschelpen
verspreid. Het is namelijk bekend, dat
dwergsterns een sterke voorkeur heb
ben voor schelpenbanken, en deze ko
men op de Bol niet voor.
Inderdaad lukte het om de sterns te
verleiden binnen het zandzakkendijkje
te gaan broeden: binnen een maand la
gen er twaalf nesten. Het dijkje bleek
helaas niet bestand tegen stormvloeden,
die later in het seizoen optraden, zodat
toch nog alle legsels verloren gingen.
Men was echter een belangrijke ervaring
rijker: hetbleek mogelijk om de sterns te
concentreren door het strooien van
schelpen. Steunend op de ervaringen uit
1978 zette men in 1979 het experiment
op wat grotere schaal voort. Een stuk van
0,1 hectare werd omdijkt met een dub
bele rij kunststofzakken gevuld met
zand, met daar bovenop nog een rij
zandzakken. Binnen de „Ring" ver
spreidde men 18 kubieke meter kok
kelschelpen. Deze maatregelen hadden
een groot succes: het aantal dwergsterns
hep op tot 60 en, wat minstens zo belang
rijk is, overspoeling van het broedge
bied bleef uit. Driekwart van de aanwe
zige paren brachten één of meer jongen
groot. In het najaar bleek dat daarmee de
strijd nog niet was gewonnen. Tijdens
een storm sloeg de bovenlaag van het
dijkje weg, en in de loop van de winter
spoelden de uitgestrooide schelpen ge
deeltelijk weg, terwijl het resterende deel
bedekt werd met zand. Al snel bleek, dat
jaarlijks opnieuw schelpen aangevoerd
moesten worden om het succes van 1979
te bestendigen. Tevens verbeterde men
het aangelegde dijkje aanzienlijk, door
het aanbrengen van een kunststofmat
over de zandzakken. Deze mat werd aan
weerszijden van de dijk met behulp van
ijzerdraad en in de plaat verankerde per-
koenpaaltjes bevestigd. Door het aan
brengen van de mat verminderde de slij
tage aanzienlijk.
In 1980 had men aanvankelijk alleen de
beschikking over (donker gekleurde)
schelpen van de alikruik. Deze werden
binnen de Ring verspreid. Het is echter
bekend, dat de dwergstern de voorkeur
geeft aan lichtgekleurde schelpen in zijn
broedgebied, zodat deze situatie verre
van ideaal was. Op het laatste nippertje
gelukte het om alsnog een kleine hoe
veelheid kokkelschelpen te pakken te
krijgen om deze te verspreiden in het
centrum van de Ring.
Hoewel 90% van de Ring met ali
kruiken bedekt was, broedden op de
alikruiken slechts 7 dwergsterns. Op de
resterende 10%, waar kokkelschelpen
gestrooid waren, kwamen 17 paren tot
broeden. Niet minder dan 22 paren
zochten hun heil buiten de Ring en het
broedsucces in 1980 bedroeg daardoor
„slechts" 40%. In de volgende jaren wa
ren wel kokkelschelpen beschikbaar en
het aantal broedparen van de dwerg
stern liep, via 8 3 paren in 1981 op tot 112
paren in 1982. In dat jaar slaagde 95%
van de paren er in om met succes één of
meer jongen groot te brengen, een voor
de dwergsterns ongekend hoog aantal.
Slechts incidenteel is toen nog broeden
buiten het beschermde gebiedje waar
genomen. En daarmee was een margi
nale broedplaats van de dwergsterns uit
gegroeid tot de grootste kolonie van Ne
derland. Het lijkt er veel op, dat de kolo
nie zich als zodanig zal handhaven. In
198 3 waren er 110 broedparen aanwezig
en het broedsucces was 80%. Overigens
maken ook andere vogels gebruik van de
bescherming die de Ring biedt. Het be
langrijkst is de strandplevier, waarvan
het aantal broedparen de laatste jaren
schommelt tussen 25 en 30. Andere
soorten die van de Ring gebruik maken,
zijn ondermeer kluut, scholekster en
vis dief.
Een visdief op de Hooge Platen
Gelijktijdig met de aanleg van de Ring in
1978 is ook begonnen met het plaatsen
van rijshoutschermen om de vorming
van duintjes te stimuleren. Uitgangs
punt was dat, naarmate meer delen van
de Bol hoger komen te liggen, het
broedsucces van de vogels zal verbete
ren.
Na verloop van tijd kwam er nog een
belangrijke reden bij om duinvorming te
stimuleren. Het bleek namelijk dat de
jong opgestoven duintjes, nadat ze door
vrijwilligers waren ingeplant met bies-
tarwegras, zeer in trek waren als broed
gebied voor visdiefjes. Deze soort broedt
ook wel in de Ring maar daar vormen ze
een bedreiging voor de dwergsterns, ze
eten namelijk de vissen van de dwerg
sterns op-
Leer verder op pag. 18