De Schelde uit de schaduw door de Schelde-werkgroep Het Fliessende-Welle-onderzoek Belgisch-Nederlands overleg p- ■fflÉsÉ! ■llraÉI Het Schelde-symposium wordt geor ganiseerd door de Scheldewerk- groep. Deze werkgroep werd op 6 april 1984 opgericht, nadat in januari de contacten waren gelegd op een studieweekend over de Schelde, in Aardenburg. De Scheldewerkgroep bestaat uit een drietal milieugroepen, te weten: De Werkgroep Water, Benegora en de Westerscheldewerkgroep. De eerste houdt zich voor de Belgische Bond Beter Leefmilieu bezig met alle waterzaken. Benegora staat voor Belgisch-Neder lands grensoverleg rayon Antwerpen. Deze groep houdt zich vooral bezig met de grensoverschrijdende milieuproble men in het grensgebied rond Antwer pen. In de Westerscheldewerkgroep wer ken leden samen van het Zeeuws Coör dinatieorgaan en de Vereniging Milieu hygiëne Zeeland (binnenkort Zeeuwse Milieufederatie), de vogelwacht De Steltkluut en de natuurbeschermings vereniging 't Duumpje, beide uit Zeeuws-Vlaanderen. Deze werkgroep houdt zich vooral bezig met de milieu problemen rond de Westerschelde. De Scheldewerkgroep presenteert zich eigenlijk voor het eerst met de organi satie van het symposium. In de toekomst zal de werkgroep zich gaan bezighouden met de brede milieuproblematiek van de Schelde. Gegevens verzamelen over de bronnen van waterverontreiniging is geen gemak kelijke klus. De meeste gegevens over lozingen van bedrijven die door de over heid worden uitgevoerd, blijven in de meeste landen geheim zoals in België. In Nederland zijn wel meer gegevens be kend, al zijn ze vaak niet volledig. Om maar niet te spreken van de illegale lo zingen, waar niemand, behalve de lozers zelf wellicht, iets van weten. Het is rede lijk nauwkeurig bekend hoeveel ton van een bepaalde stof ieder jaar via de Schelde Nederland binnenstroomt, maar uit welke pijpen dat nu precies komt, is moeilijk te achterhalen. In samenwerking met de Wester scheldewerkgroep heeft het Internatio naal Water Tribunaal (IWT) een zoge naamd „Fliessende Welle"-onderzoek uitgevoerd op de Schelde met als doel onafhankelijk feitenmateriaal te verza melen over de bronnen van waterver ontreiniging op de Schelde en de Wes terschelde. Bij zo'n Fliessende-Welle- onderzoek zakt een schip met de snel heid van het stromende water de rivier af. Vanaf het schip worden op vaste punten voor, bij en na een lozingspunt van een bedrijf, smeerpijp of zuiveringsinstalla tie monsters van het water genomen. Men kan dan precies zien waar nieuwe verontreinigingen in het water komen en waar concentraties van al in het water aanwezige stoffen toenemen. Op de Schelde werd het Fliessende- Welle-onderzoek uitgevoerd in augus tus 1983. Vanaf de Rupelmonding tot aan de grens werden bij ongeveer alle bedrijven watermonsters genomen evenals een aantal slibmonsters. Vervol gens kwamen de bedrijven langs de Wes- terschelde aan de beurt. Alleen in de Sloehaven leverde het bemonsteren wat problemen op, maar de monsters waren al genomen voordat het schip de haven werd uitgestuurd. Op 18 juli j.l. werd door verschillende Nederlandse en Belgische ministers overlegd over een aantal problemen als de verdieping van de Westerschelde en de kwaliteit van het Scheldewater. Een belangrijk gespreksonderwerp vormde het verdiepingsprogramma van de Westerschelde. Dit programma moet toelaten, dat schepen met een diepgang van 48 voet in alle gemiddelde tij-om standigheden de Zandvlietsluis kunnen bereiken vanuit de Noordzee. De Tech nische Schelde-commissie heeft de pro blematiek bestudeerd en concludeerde dat het programma kan worden uitge voerd zonder belangrijke wijzigingen van het waterbeheer in de Westerschel de en zonder gevoelige aantasting van haar grote ecologische waarden. De ver dieping zal echter tot gevolg hebben dat honderden hectaren slik en schor langs de Westerschelde verloren zal gaan door de toename van de stroomsnelheid. Daarbij komt dat het slib uithet oostelijk deel van de Westerschelde in belangrijke mate is verontreinigd. België deed in het overleg formeel afstand van de uitvoering van de bocht afsnijding bij Bath en legde prioriteit bij het verdiepingsprogramma. Van Neder-

Tijdschriftenbank Zeeland

Wantij | 1984 | | pagina 12