De toekomst van de boomkikker in het westen van Zeeuws-Vlaanderen
Inleiding
Uiterlijk
Jaarcyclus
Leefomgeving
Boomkikkers
Een van de weinige gebieden in Ne
derland waar de boomkikker nog
voorkomt is Zeeuws-Vlaanderen. Hoe
wel thans weinigmensenhet dier schij
nen te kennen, duiden de plaatselijke
benamingen er op dat de boomkikker
vroeger geen onbekende was.
Het gaat niet goed met de boom
kikker, een reden om eens een en
ander over dit dier onder de aandacht
te brengen.
Natuurgebied van grote waarde
Onze boomkikker en de Zuideuro-
pese vormen de enige twee vertegen
woordigers in Europa van de grote
boomkikkerfamilie, die vooral in de tro
pen en subtropen rijk vertegenwoor
digd is. In Nederland komt alleen de
(Europese) boomkikker (Hyla arborea)
voor, die hier een zeldzame diersoort is
geworden. Het dier werd vroeger op veel
plaatsen aangetroffen in het oosten en
zuiden van het land. Nu gaat het om
slechts enkele plaatsen in Twente, de
Achterhoek, Midden-Limburg, de zuide
lijke helft van Noord-Brabant, en in
Zeeuws Vlaanderen. De boomkikker is
de laatste tientallen jaren zeer sterk ach
teruitgegaan. Bovendien hangen er nog
vele bedreigingen boven het hoofd.
Daarom wordt gevreesd, dat zonder te
genmaatregelen deze amfibiesoort bin
nen afzienbare tijd in Nederland zal zijn
uitgestorven.
De boomkikker is een opvallend groen
gekleurde, kleine kikker en ca. 4 cm.
groot. De rug is helder grasgroen,
meestal egaal, soms met kleine donkere
vlekjes. Onder bepaalde omstandighe
den (o.a. winterslaap) kan de kleur ver
anderen in grijsbruin. De buikkleur va
rieert van vuilwit tot grijs met soms wat
groen. De scheiding tussen rug en buik
wordt gemarkeerd door een grillig ver
lopende donkere band, die zich op de
poten voortzet en ook daar boven- en
onderkant scheidt. De vingers en tenen
zijn voorzien van hechtschijfjes, waar
door de boomkikker in staat is om over
zeer gladde en steile oppervlakken te
lopen en behendig in de vegetatie te
klauteren.
Zoals alle Nederlandse amfibieën hou
den boomkikkers een winterslaap.
Hieruit ontwaken ze omstreeks maart,
waarna al spoedig het voortplantingssei-
zoen begint. De mannetjes trekken
's avonds naar het water en beginnen na
het invallen van de duisternis te kwaken.
Ze produceren daarbij een hard keffend
geluid, dat men tot op 1 km afstand kan
horen. Een groep kwakende mannetjes
wordt een koor genoemd. Omdat de
vrouwtjes geen kwaakblaas bezitten,
Aardenburg-,,.Kikkerstad"
maken ze geen geluid. Het kwaken ge
beurt niet altijd even frequent: het wordt
sterk bepaald door temperatuur, voch
tigheid en duisternis. In de maanden mei
en juni is de kooractiviteit het grootst.
Men neemt aan dat door dit kwaken de
vrouwtjes naar het water worden gelokt.
Zij zijn daar aan te treffen vanaf begin
mei. De mannetjes bespringen de
vrouwtjes en omklemmen ze met de
voorpoten bij de oksels. Deze typische
paarhouding of amplex is nodig voor een
doelmatige afzetting en bevruchting van
de eieren. Het vrouwtje zet een klein
klompje met 40-70 eitjes af aan een
voorwerp in het water, meestal een fijn-
bladige plant, en het mannetje bevrucht
de eitjes uitwendig. Een vrouwtje kan
gedurende één seizoen enkele klompjes
afzetten. Na de eiafzetting verlaten de
vrouwtjes het water; hun taak zit erop.
De mannetjes daarentegen blijven
meestal nog bij het water om met andere
vrouwtjes te paren. Omstreeks half juli is
de koor- en daarmee de voortplan tings-
periode voorbij. De eitjes ontwikkelen
zich snel tot larven (dikkoppen, kikker
visjes) en kunnen al vanaf half mei vrij
zwemmend in het water worden aange
troffen. De ontwikkelingssnelheid van
de larven wordt sterk bepaald door de
watertemperatuur en het voedselaan
bod. In een mooie zomer kunnen vanaf
eind juli kleine boomkikkertjes, die net
van gedaante zijn veranderd, op de
oevers worden aangetroffen. Ze zijn dan
ca. 2 cm. groot en trekken snel het land
op waar ze soms massaal op planten in de
omgeving van het water worden waar
genomen. Ook volwassen dieren trek
ken na hun voortplantingsperiode het
land op, en kunnen bij mooi weer op de
planten worden gezien. Vanaf half au
gustus beginnen sommige mannetjes
weer te kwaken, niet vanuit het water,
maar vanaf de plaats waar ze op het land
verblijven. Het zijn meestal enkele losse
roepen die iets anders klinken dan de
koorroep. De meeste van deze geluiden
worden geproduceerd in de vroege
avonduren, maar ook overdag en
's nachts is dit gekwaak soms te horen.
De functie hiervan is niet bekend. Het
wordt gedaan totdat de dieren weer in
winterslaap gaan, meestal begin okto
ber, maar soms kan het tot in november
worden gehoord.
Retranchement
Wat heeft de boomkikker nu zoal
nodig? Op de eerste plaats water waarin
de voortplanting kan plaatsvinden. In
het westen van Zeeuws Vlaanderen be
volken ze meestal veedrinkputten, soms