op Ter Hooge* Het broed paar jongen Conclusie Ijsvogel DOOR A. T. H. BARON VAN LYNDEN De ijsvogel is een fel blauwachtig ge kleurd vogeltje met gedrongen bouw en een vrij lange snavel. Vanaf takjes stort het zich graag inhetwater om daar kleine dieren uit te verorberen. Broed- gevallen zijn in onze omgeving schaars. Ook op Ter Hooge werd nooit een broedgeval vastgesteld, hoewel ijs vogels altijd vaste bewoners zijn ge weest Nadat ook weer in de jaren 1980 tot en met 1983 ijsvogels waren gezien, hebben we de vogeldeskundige P. Meininger in geschakeld. Op zijn aanwijzingen werd door de Stichting Het Zeeuwse Land schap (in 1984) een nest vervaardigd. Bij de uitmonding van het kanaaltje tussen twee vijvers werd een gladde wand ge maakt en de oevers aan weerskanten met planken versterkt. Met een grondboor werden op verschillende hoogten twee gaten in de wand geboord. Veel vertrouwen, dat een ijsvogelpaartje zich door deze kunstholten zou laten verlokken, had ik niet. Echter, al tien dagen later, op 18 maart, zagen we twee ijsvogels in de buurt van het kunstnest rondvliegen. Na nog eens drie dagen was één van de gaten al verder uitgegraven. In de volgende dagen werd steeds een paartje in of bij de kanaalzone gezien of gehoord en constateerden we dat ze een nieuw nest hadden gegraven, dichter bij het bruggetje in de tegenoverliggende oever. Om ongewenst bezoek te voor komen, werd toen de wandelroute door Ter Hooge omgelegd. Dikwijls kon men de vogels nu zien zitten in een nog kale vlierstruik. Vanaf eind april fourageerden ze vooral in de vijvers van het park Too- renvliedt in Middelburg. Het water is daar helderder dan op Ter Hooge. Een ijsvogel kan, „oogjager" als hij is, in het door karpers vervuilde en daardoor troebele water van Ter Hooge niet vis sen. Al jaren zoekt Het Zeeuwse Land schap naar middelen om alle karpers uit de vijvers te verwijderen, maar tot nu toe is er weinig resultaat bereikt. Begin mei merkte ik het vrij drukke verkeer van de vogels op, wat duidde op jongen in het nest. Op 20 mei viel voor het eerst geluid van de jongen in de nestholte te beluisteren. Op 1 juni was het eerste jong buiten het nest waar te nemen. Het vloog uitstekend. De ande ren volgden later. Ze waren opvallend weinig schuw. Het geluid van uitgevlogen jongen klinkt overigens heel anders dan het zachte „rrurrurru" van de nestjongen en ook anders dan de scherpe ,tjf-roep van de ouden. Het lijkt het meest op de roep van het winterkoninkje, een vrij scherp „tjik". Na het uitvliegen van de eerste jongen werd in juli nog een tweede broedsel grootgebracht, dat op 1 augus tus uitvloog. Intussen had zich in de buurt van het ijsvogelnest een wespenkolonie geves tigd in een gat in de grond. Vermoedelijk is dit echter niet van invloed geweest op het broedresultaat. Bijzonder hinderlijk is wel, dat Ter Hooge in bepaalde perio den van het jaar als het ware in een vuurlinie ligt: aan alle kanten klinken de knallen van apparaten om mussen uit het koren te verjagen. Maar ook vogels op het terrein van Ter Hooge worden er door verstoord. We zien hier dat het karakter van een natuurmonument be paalde methoden, die in de landbouw gebruikelijk zijn, niet verdraagt. Een ijsvogel omstreeks 1936 Uit het voorgaande is gebleken, dat het zin kan hebben goede biotopen voor onze vogels te scheppen. In onze kale Zeeuwse polders zouden, bijvoorbeeld door het op grote schaal aanplanten van heggen, kleine insekteneters terug kun nen komen op plaatsen waar zij vroeger rijkelijk nestelden. Ook kan men den ken aan het lokken van boomholtebe- woners, zo als bepaalde uilen en toren valken, in speciale nestkasten en het laat maaien of afgraven van terreinen ten behoeve van de kleine plevier. In Zeeuws-Vlaanderen heeft men als suc ces gehad met het afgraven van steil- kantjes voor oeverzwaluwen. Nu ons land op veel plaatsen op de schop is genomen, waardoor veel vogels het hebben moeten ontgelden, zou er veel meer gedaan kunnen worden aan het scheppen van nieuwe voorwaarden waaronder vogels zich kunnen voort planten. Wat betreft de ijsvogels ben ik van plan de gemeente Middelburg te ver zoeken een kunstnest aan te brengen op het eiland van Toorenvliedt, het mooie stadspark bekend uit „Adriaan Oli vier". Bezoek van mensen is dan niet te duchten. Ook voor concurrentie met Ter Hooge hoeft men niet bevreesd te zijn. Er zijn genoeg gevallen bekend waarbij de nestholten nog geen honderd meter van elkaar liggen. Het jaar 1985 kan dan nog een spannend en interessant jaar wordenB

Tijdschriftenbank Zeeland

Wantij | 1984 | | pagina 5