En wij Gezamenlijk kapelle. Tenslotte lezen we in het advies, dat een toename van het kamperen bij de boer een extra argument betekent met betrekking tot het voorgaande, het langzaam-verkeersnet. De Walcherse natuur- en landschapsbe scherming vindt, dat in ieder geval de kenmerken van het Walcherse land schap overeind moeten blijven. Dit be tekent, dat de hogere, vaak beplante en bebouwde kreekruggen gescheiden moeten blijven van de lage, open en onbebouwde poelgebieden. Daar van- uitgaande wijzen wij boerderijverplaat sing naar de open poelgebieden af. Het ontsluiten van een natuurgebied als de oostkreek bij Westkapelle door voetpa den eromheen te leggen is „van de gek ke" en de aanleg van vrijliggende fiets paden langs de hoofdwatergangen be tekent een ongewenste schaalverklei ning van het landschap. Bovendien komt er zo meer verontrusting in de weidegebieden, die zowel voor broed- vogels als overwinterende vogels van groot belang zijn. Met enige creativiteit moet het toch mogelijk zijn het dichte net van binnenwegen op Walcheren op een betere wijze voor het langzaam ver keer te benutten. Te denken valt hierbij aan maatregelen als eenrichtingsverkeer (behalve langzaam verkeer en het land- bouwverkeer), het alleen openstellen van wegen voor langzaam verkeer en bestemmingsverkeer, enz. Ook op een algehele verbreding van de binnenwe gen zitten we zeker niet te wachten. Naar onze mening kan men best uit de voeten met aanpassingen die beperkt blijven tot de wegfundering met hier en daar een passeerstrook. Het lijkt ons verder niet onredelijk, dat voor nieuwe aanplant wordt gezorgd als wegbeplanting om deze of andere redenen moet verdwij nen. Een ander probleem is het dempen en verbreden van sloten. Deze doen meer dan alleen water af- en aanvoeren. Verschillende hebben landschappelijke, cultuurhistorische en natuurweten schappelijke waarden. Eén van onze ideeën is om te „verbreden": sloten een wat groter profiel te geven dan technisch noodzakelijk. Het voordeel werkt naar twee kanten: er komt meer grond vrij om elders sloten te dempen en door het 1-I deel van de slootkant dat onder water ligt een flauwe helling te geven, kan er zich een vegetatie ontwikkelen. Die biedt dan aan allerlei dieren voedsel-, nest- en schuilgelegenheid. De voordelen van een algehele ver laging van het waterpeil zijn dubieus. Zal het onderliggend veen niet verder in klinken? Wat is het effect op kwel? W egen de kosten wel tegen de baten op? Trouwens, in bepaalde graslanden zou den, als de waterstand verhoogd wordt in plaats van verlaagd, de natuurwaarden juist aanzienlijk toe kunnen nemen. Vanuit natuurbeschermingsoogpunt zijn zoete drinkputten en sloten voor het nog maar schaarse amfibieënbestand zeer belangrijk. Deze mogen dan ook niet verder worden aangetast. Dat zelfde geldt voor de duingebieden. Als er al uitbreiding van campings en bunga lowparken moet plaats vinden, mag dat volgens ons alleen in een richting van de kust af of bij bestaande recreatieterrei nen die dan tegelijk gesaneerd moeten worden. De uitwaaiering langs de bin- nenduinranden kan zo verdwijnen. Ver der zou bij recreatiecomplexen, maar ook aan lelijke stadsranden en andere overgangen naar open landschap, be planting moeten worden aangebracht. Bij de situering en uitvoering van nieuwe parkeerterreinen moet eveneens naar de inpassing in het landschap worden ge keken. Tenslotte het kamperen bij de boer. Wij wijzen dit verschijnsel niet af, maar vinden wel dat het uit overwegin gen van natuur en landschap niet overal toelaatbaar is. Open poelgebieden op Walcheren Het is duidelijk: de landinrichting van Walcheren bevindt zich nog maar aan het begin van een lang proces. Er zal in de Voorbereidingscommissie nog heel wat afgepraat moeten worden. Maar inmid dels zijn er ook buiten de commissie contacten. Met name zijn die er tussen natuur enlandbouw. De landbouwwerk- groep van het Zeeuws Coördinatie Or gaan heeft al in een vroeg stadium met de RAK-Walcheren een aantal gesprekken gevoerd en met de Wacherse kringbe- sturen van CBTB en ZLM is het afge lopen voorjaar gesproken. Verder is op gezamenlijke excursies een aantal van de wederzijdse knelpunten in de praktijk bekeken. De sfeer was steeds goed, de gesprekken waren openhartig en aan beide kanten is de indruk ontstaan, dat het aantal onderwerpen waarover prin cipieel van mening wordt verschild niet zo groot is. Het is zeker in belang van beide par tijen deze dialoog voort te zetten. Want voor zowel landbouw als natuurbescher ming geldt: we zijn er nog niet op Wal cheren!® Graslanden aan de binnenkant van de duinen 9

Tijdschriftenbank Zeeland

Wantij | 1984 | | pagina 9