;C\e
Y-O
>\<-
Advies
C. van Waterschoot
Milieu: nota's en beleid
TEKENING: ARTHUR BOELHOUWER
voor het amoveren waren in mei 1979
niet te schatten. Aangenomen werd, dat
hiermee een bedrag gemoeid zou zijn
van 100 miljoen gulden, dat aan het eind
van de afschrijvingstermijn beschikbaar
moet zijn. In het fonds „Amovering
centrales" van de PZEM zat eind 1983
ruim 37 miljoen gulden, waaraan ieder
jaar 4% wordt toegevoegd. Op 25 okto
ber 1993 zal de huidige kerncentrale
Borssele precies 20 jaar inbedrijfzijn. De
PZEM speelt echter met de gedachte om
de huidige kerncentrale daarna nog zo
lang mogelijk in gebruik te houden.
Want de afgelopen jaren werden
kostbare vernieuwingen en veiligheids
voorzieningen aangebracht, iets waar
mee in de komende jaren ook rekening
moet worden gehouden. Daardoor zou
een langere afschrijvingstermijn nodig
kunnen zijn, waarvan de kosten moeten
worden opgebracht door het langer
laten doordraaien van de KCB. Want in
het amoveringsfonds zit in 1993 nog
maar een slordige 55 miljoen gulden,
bepaald onvoldoende om de kerncen
trale direct af te breken. Blijft de KCB
echter nog 40 jaar in het Zeeuwse land
schap staan, dan kan het gereserveerde
kapitaal toenemen tot zo'n 275 miljoen
gulden. De vraag rijst wat dit bedrag in
het jaar 20 3 3 nogbetekenen zal, maar we
hebben in ieder geval wel een mooie
erfenis nagelaten
De Wetenschappelijke Raad voor de
Kernenergie heeft al op 17 juli 1972 een
advies aan de regering uitgebracht, om-
TEKF.NING: ARTHUR BOELHOU|
dat elk land een eigen oplossing zal
ten vinden, wanneer het dumpen
radioactief afval in zee is verboden. IQ.
advies luidde als volgt: „Daar kernrtj j
toren niet langer dan 20 a 40 jaar rn^
gaan, zal het aantal uitgeb rande centr^
sterk toenemen. De Raad stelt vooi
Nederland het radioactieve afval te st
ten in de restanten van verlaten ke
centrales en ernaast weer nieuwe ke
centrales tebouwen". Een praalgrafv<
de kernenergie-lobby!
Ref.
1Nuclear Engineering Internationa
mei 1984.
2. PZEM-Jaarverslag 1983, p.43.
3. Nucleonics Week, mei 1984.
In deze tweede jaargang van Wantij st
ten we met een rubriek waarin pol it
hun mening geven over een aspect v
Hoewel ik het risico loop, dat mij een
ongezonde achterdocht wordt verwe
ten, durf ik de stelling aan dat in een
aantal gevallen de op papier geformu
leerde zorg voor het milieu een vlag is,
die een heel andere lading moet dek
ken. De lading van een beleid dat in de
afweging met andere sectoren het
leefmilieu nog steeds als een hinder
lijke, sluitpost ziet
In het Provinciaal Beleidsplan Recreatie
en Toerisme wordt bij herhaling gewe
zen op „een goede ruimtelijke inpassing
en afweging" en ook op „handhaving
van de nog aanwezige waarden van na
het milieugebeuren.
tuur en landschap". Maar ondertussen
worden de beslissingen, die na een uit
voerige inspraakprocedure zijn vastge
steld in het streekplan Midden-Zeeland,
wel terzijde geschoven.
Een ander en niet minder schrijnend
voorbeeld betreft de vervuiling van de
Westerschelde. In een hele reeks publi
caties en rapporten is de ernst van de
vervuiling in beeld gebracht. Financiële
ondersteuning van het Fliessende-Wel-
le-onderzoek op de Schelde om de resul
taten van dat onderzoek nader uit te
werken, achtte het Provinciaal Bestuur
van Zeeland niet nodig: men beschikt al
over voldoende gegevens om de ernst
van de situatie te kunnen onderkennen.
En in de Begrotingsbrief 1985 wijdt het
Provinciaal Bestuur een aan duidelijk
heid niets te wensen over latende pas
sage aan deze zeer ernstige aangelegen
heid. Het schrijft, dat „veel stoffen waar
onder zware metalen zich vasthechten
aan slibdeeltjes en zich ophopen in het
bodemsediment, vooral op plaatsen die
voor de ontwikkeling van het ecosy
steem het belangrijkste zijn". De vraaj
dan toch wel hoe dat zich verhoudt tot
beslissing, die in voorbereiding is, om 1
baggerslib dat bij de uitdieping van de
vaarweg naar boven zal worden gehaa
niet gecontroleerd te gaan storten, m;
het over de rivier te gaan verspreider
Het zal ongetwijfeld economisch
zien de goedkoopste oplossing zi
Maar een oplossing voor de door 1
Provinciaal Bestuur zo duidelijk oi
schreven problematiek kan het natui
lijk niet zijn. De situatie in de rivier zal
zelfs nog slechter door worden. Oi
gebieden waar nu nog van een redel j
toestand sprake is, zullen er door word^
aangetast. Het probleem als gel f
wordt opnieuw naar de toekomst
schoven.
Men hoeft geen aarts-pessimist te zi
om zich af te vragen hoe lang deze p
litiek ten aanzien van ons natuur!
milieu nog ongestraft kan verder gaai
Constant van Waterschoot
lid Provinciale Staten van Zeeland
PPR-EVP
16