toegenomen aantal geeft de landbouw problemen
Populatiedynamiek en
overwinteringsgebieden
3
ROTGANZEN
DOOR GERT-JAN BUTH
Grazende rotganzen op bouwland
Afgelopen najaar werd in Goes door de
Zeeuwse Milieufederatie en de Vereni
ging tot Behoud van N atuurmonumen-
ten in Nederland een informatie- en
discussie avond georganiseerd over
wilde ganzen en de overlast hiervan
voor de landbouw. Deze avond werd
onder andere door veel Zeeuwse land
bouwers bezocht Opvallend was het
verschil in toon waarop door de diverse
sprekers het woord „rotgans" werd uit
gesproken. Bij de meeste landbouwers
of hun vertegenwoordigers hield de
nadruk op het woord „rot" geen ly
rische verwijzing in naar het geluid dat
deze vogels produceren (de oorsprong
van hun naam). Het was duidelijk een
uiting van ongenoegen over de plaatse
lijk in grote aantallen op percelen win
tertarwe en graszaad vretende rotgan
zen. Uit jaarverslagen van de Zeeuwse
Wildschadecommissie blijkt dat vooral
deze ganzesoorthierde laatste jaren de
meeste schadeclaims veroorzaakt
De rotgans is een van de zes in Ne
derland regelmatig voorkomende gan-
zesoorten. De aantallen van de zes soor
ten zijn vanaf het begin van de zeven
tiger jaren flink toegenomen door het
aan banden leggen van de jacht in di
verse landen. Tellingen van het Inter
national Waterfowl Research Bureau, in
Nederland gecoördineerd door het
Rijksinstituut voor Natuurbeheer, wij
zen echter uit dat de toename van gan
zen nu tot staan gekomen is. Van vijf
ganzesoorten zijn de meeste vogels al
vertrokken wanneer in het yoorjaar de
grasgroei weer op gang komt. Alleen
rotganzen blijven hier tot eind mei, be
gin juni. Hierdoor kan vooral in het
voorjaar door begrazing van bouw- en
weilanden door deze soort economi
sche schade worden veroorzaakt.
Om een duidelijk beeld te vormen van
het voorkomen van de rotgans in Zee
land en de hieruit voortvloeiende pro
blemen voor de landbouw, volgt eerst
enige algemene informatie over popu
latie-ontwikkeling, verspreiding en ge
drag van deze vogel.
Bijna alle in Nederland verblijvende rot
ganzen behoren tot de ondersoort
zwartbuikrotgans. In het volgende gaat
het dan ook steeds over deze onder
soort. Vanaf de dertiger jaren nam het
aantal rotganzen snel in aantal af. In 19 31
overwinterden er in Nederland onge
veer 10.000, in 1953 waren dat er nog
maar 1000. Dit was waarschijnlijk een
gevolg van een combinatie van factoren:
sterke jachtdruk, een reeks van jaren
met slechte broedresultaten en een ziek
te die in de dertiger jaren alle zeegras
vegetaties (een belangrijke voedselbron
voor de rotgans) langs de Europese kust
sterk reduceerde. Na het sluiten van de
jacht op de rotgans in de diverse over-
winteringslanden, begon halverwege de
zestiger jaren de populatie zich geleide
lijk aan te herstellen. Pas nadat in 1972
ook in Denemarken de jacht gesloten
werd trad een fors herstel op. Hierdoor
bestond in het topjaar 1983 de totale
Rotganzen op een schor
wereldpopulatie uit 200.000 dieren (zie
tabel, de laatste kolom).
Zwartbuikrotganzen broeden voor
namelijk in Noord-Siberië. Geen enkele
andere ganzesoort heeft zo'n sterk
schommelend broedsucces als deze
„hoog-polige" soort (zie tabel, derde ko
lom). Als het broedseizoen te kort is,
doordat bijvoorbeeld de sneeuw in het
broedgebied later smelt, komen de gan
zen hier in het najaar met weinig of geen
jongen terug. In jaren met een goed
broedsucces kan het jongenpercentage
50 zijn. Door dit variabele broedsucces
kan de grootte van de populatie in rela-
tiefkorte tijd sterk schommelen. In jaren
waarin het broeden totaal mislukt, kan
het aantal natuurlijk alleen maar af
nemen. Zo nam bijvoorbeeld tussen jan.
'80 en jan. '82 de populatie met 26% af.
In september verlaten de rotganzen
hun broedgebieden. De hoofdmacht ar
riveert in oktober in de Deense Wad
denzee. De eerste exemplaren kunnen
echter al half september in Nederland
worden aangetroffen. In november zijn
de meeste rotganzen in hun overwinte
ringsgebieden gearriveerd. De belang
rijkste overwinteringsgebieden liggen
langs de Franse kust, de zuidelijke helft
van de Engelse Noordzeekust, in het
Duitse en Nederlandse Waddengebied
en in Zuidwest- Nederland. Nederland is
vooral van groot belang als doortrek- en
in wat mindere mate als overwinterings-
gebied. Er overwintert hier ongeveer 15-
20% van de wereldpopulatie, terwijl dat
percentage in april-mei oploopt tot 35 a
45%. Deze grote aantallen bevinden zich
grotendeels inhet Waddengebied. Inhet
Deltagebied komen de hoogste aantal
len tussen december en februari voor,
daarna vindt een geleidelijke afname
plaats. In een normale winter komen
ongeveer gelijke aantallen rotganzen in
het Wadden- en het Deltagebied voor.
De betekenis van het Deltagebied voor
de rotgans is echter groter dan blijkt uit