I
praktijk
nkele resultaten
II
krukken. De indruk bestaat, dat uitein-
lelijk de kosten volgens het nieuwe sy-
qeem lager zullen zijn dan vroeger.
t 1
v»e provincie heeft 430 ha aan wegber-
cien in beheer, verdeeld over een vijftal
denstkringen (zie figuur). Voor de
Leeste bermen is nu de klepelmaaier
tervangen door een maaimachine die
iie|maaisel kan verzamelen en afvoeren,
en aantal provinciale wegen hebben
efiits zeer smalle bermen. Langs deze
egen is relatief veel geld nodig voor een
fej|chralingsbeheer. Zo'n beheer is
/ehmin zinvol voor wegen die liggen op
ijken of geheel zijn beplant. De laatste
ebben o.a. door schaduwwerking bo-
sndien weinig mogelijkheden om tot
orite bermen uit te groeien.
j De nieuwe aanpak houdt in, dat alle
'eanen en slootkanten in het najaar
orden gemaaid. Bredere bermen op
leigrond krijgen een extra beurt tussen
)e® 13 juni. De voorjaarsbloei met so or
al s fluitekruid en paardebloem is dan
fplrbij, terwijl enkele weken later veld-
jithyrus, aardaker, knoopkruid, wilde
|d|n enbiggekruid met hun kleuren een
Iele zomer de bermen stofferen. De
i®iwe werkwijze is opgenomen in een
jiffilelmaaibestek, dat door de dienst-
r®gcn wordt gehanteerd,
j Bet gebruik van chemische middelen
te i opzichte van enkele jaren geleden
wtisch teruggeschroefd. Er wordt ge-
:re :fd naar een terughoudend gebruik
8 slechts enkele selectieve middelen
p een vastgesteld tijdstip voor een klein
?antal toepassingen. In de jaren '70 werd
'/et in veel dienstkringen nog vanzelf-
arekend gevonden chemische bestrij
ding uit te voeren in (niet alleen jonge)
>eplantingen, rond bomen, langs weg
verhardingen en in grasbermen (tegen
ikkerdistel). De dienstkringen ten
ïjoorden van de Westerschelde gebruik
en bovendien allesdoders rond reflec-
iprpalen, verkeersborden e.d. Dit alles
'ordt nu voorkomen met een aantal
/jchtlijnen. Alleen langs de randen van
asfaltwegen is de chemische bestrijding
e.v.m. ingroei) nog niet echt verboden,
aifl
Tabel 1 Vegetatie-verloop van een voedsel
rijk bermvak op Noord-Beveland;
maaischema: 2 x maaien.
jaar
1980
1981
1983
1984
grassen
veldbeemdgras
kropaar
Frans raaigras
roodzwenkgras
fioringras
zachte dravik
rietzwenkgras
Engels raaigras
ruigtekruiden
grote
brandnetel
fluitekruid
akkerdistel
krulzuring
ridderzuring
overige soorten
madeliefjes
slipbladige
ooievaarsbek
akkerwinde
akkermelkdistel
klein kruiskruid
D
smalbladige
weegbree
veldzuring
scherpe
boterbloem
knoopkruid
paardebloem
ereprijs
klein streepzaad
zachte
ooievaarsbek
vogelmuur
middelst
vergeet-mij-nietje
smeerwortel
groot streepzaad
gewone
hoornbloem
wilde peen
hondsdraf
heermoes
pastinaak
kruipende
boterbloem
kleine klaver
rode klaver
Totaal aantal
soorten
5
17
23
26
Betekenis der symbolen
overheersend, talrijk, weinig,
zeldzaam, plaatselijk talrijk.
Na het besluit een ecologisch wegberm-
beheer te gaan volgen, werd besloten de
gevolgen van de veranderde aanpak te
onderzoeken. In 2 7 bermvakken van elk
honderd meter lang, verspreid over 19
plaatsen in heel Zeeland, wordt nu jaar
lijks begin juni (vóór de eerste maai-
beurt) de vegetatie opgenomen (zie fi
guur). In de bermvakken die jaarlijks
worden gevolgd en waar in 1980-1981
het gemiddeld aantal soorten 32 be
droeg werd in 1984 daarin nog geen
verandering geconstateerd. Het ecolo
gisch beheer is te kort ingesteld om
overal een vooruitgang in aantal soorten
te kunnen vaststellen. Maar de berm
vakken die bij aanvang van het veran
derde beheer minder dan 32 soorten per
vak telden, bleken in 1984 al gemiddeld
met 3, 2 soorten per vak rijker te zijn
geworden.
Geconstateerd werd ook, dat in de
voedselrijke bermen met maar enkele
plantesoorten - die voorheen werden
geklepeld - verbeteringen vrij snel kun
nen optreden. Het voorbeeld van een
voedselrijke berm op Noord-Beveland
toont dit aan (zie tabel 1). In 1980 waren
in deze berm slechts enkele soorten
aanwezig, vooral grassen. Vier jaar daar
na vinden we hier al 26 soorten, waar
onder tal van bloemrijke kruiden. De
ruige eentonige grasmat is geleidelijk
omgevormd tot een bonte berm.
Niet alleen het aantal soorten per vak
is van belang als het gaat om resultaten.
Er blijken namelijk als gevolg van het
verschralen ook verschuivingen in de
samenstelling van de vegetatie plaats te
vinden. Ruigtesoorten als brandnetel en
ridderzuring nemen in aantal af en
mooiere kruiden nemen toe. De bermen
krijgen hierdoor geleidelijk een gevari
eerder aanzien. Bermen op rijkere grond
die jarenlang werden geklepeld of be
mest, zullen een nog fleuriger aanzien
krijgen. Ruigtekruiden zullen steeds
minder het beeld bepalen.
Bij bermen op zaveliger gronden of
daar waar minder (lang) geklepeld werd,
dan wel incidenteel gehooid, is het een
kwestie van lange adem alvorens de re
sultaten zichtbaar worden. Maar juist in
deze bermen kunnen uit vegetatiekun-
dig oogpunt waardevolle ontwikkeling
en worden tegemoetgezien. Voorwaar
de is dan wel, dathet verschrahngsbeheer
over een reeks van jaren consequent
wordt voortgezet. De kleurige beloning
spreekt voor zich.