Voorraad Kontin u'rteit Verstoring 4 Spoorlijnen zijn ook van landschappelijke waarde is helaas opgeofferd voorde weg naar het nieuwe veerplein. De faktor tijd speelt een aparte rol. On geveer een eeuw lang zijn zaden en spo ren terecht gekomen op spoorwegter reinen, waardoor vele planten zich hier vestigden. Verschillende daarvan deden dat, voordat onkruidbestrijdingsmid delen de voorraad aan wilde-plantenzaad verminderden. En ook vóórdat de enor me intensivering en verbetering van de landbouw (ruilverkavelingen, grondwa terstandsverlagingen) - met financiële steun van overheid en EG - leidden tot verlies van heggen, vochtige graslanden, schone sloten e.d. In zekere zin versche nen de relatief soortenarme autowegen te laat op het toneel. Spoorwegen zijn dus gaan fungeren als een toevluchtsoord. Voorbeelden daarvan zijn er genoeg. In Noord-Bra bant en Gelderland vormen veel spoor banen belangrijke groeiplaatsen van planten die op heidevelden thuishoren. In landbouwgebieden groeien zeldzaam geworden onkruiden verhoudingsge wijs vrij veel langs de rails. Het laatste is in Zeeland vooral het geval bij soorten die in gematigd warme streken horen en bij de NS het juiste klimaat vinden. De kleine leeuwebek bijv. is als onkruid bijna verdwenen, maar op emplacemen ten van vele stations is dit plantje niet ongewoon. De invloed van de aan NS- personeel beschikbaar gestelde moes tuintjes mag ook niet worden verwaar loosd. Het tussen de rails voorkomen van de zeldzame spiesleeuwebek is aan deze tuintjes te danken. De wijze waarop de 3000 km spoorlijn in een netwerk met elkaar verbonden is, betekent dat zaden (en sporen) die op Kleine leeuwehek tussen de rails één punt worden gevormd, net als pa" giers overal heen kunnen reizen, gebeurt met name door de sterke lu|j wervelingen die treinen veroorzal^ Zo heeft het langbaardgras na -c Tweede Wereldoorlog het hele Nel landse spoorwegnet gekoloniseerd, elk Zeeuws station is het massaal aari, zig. Het is een vrij laag en tenger gras' vaak dicht opeen groeit en bij wind i j wuivende velden oplevert. Het bez)C kruiskruid is pas van recente datum» Nederland bekend. Het is met de Ml vanuit België afgezakt tot in Nederlal Limburg, maar van daaruit verspij het zich nu per spoor. Het staat zell^ aan het spoorlijntje in het Sloegeb.j. Een andere kruiskruid-soort (SentQ squalidus) heeft op deze wijze heel Er land gekoloniseerd en schijnt nu ooi Nederland te gaan beginnen, vanuit] Rotterdamse haven. Een bijzonder element vormt nog zanddepot van de Nederlandse Spc wegen te Maarn. De omgeving van[ spoorbrug over het Schelde-Rijnkar heeft daaraan verschillende soorter danken. Het meest opvallende voor treinreizigers zijn de blauw bloeier planten van het slangekruid. Verstoring is bijna alles dat de natii lijke groei en konkurrentie in een pl tengemeenschap in de war schopt. "V storingen kunnen eenmalig optreder voortdurend, op grote of kleine sch; door de mens of andere storingsbn nen. Wat het laatste betreft, miei kunnen plaatselijk de vegetatie vers ren met een mierenhoop. Deze ge echter weer een zaaibed van een fijl struktuur, die wordt bezet door eer.)e rige planten als zilverhaver en gewoVJ veldsla. Dergelijke planten kunnen njy overleven in een aaneengesloten ve^ tatie. ja De meeste verstoring wordt ecli:n door de mens veroorzaakt. TreinbeM gingen zijn voor planten en dieren nar£ welijks verstorend van aard. Veel m&J] hebben ze te lijden van het onderhol^ van de spoorbaan. a In het stoomtijdperk bestond er gro;C brandgevaar als gevolg van vonken uit] stoommachines. Vandaar het afbrand?t: of maaien van de bermen. Vooral msM en kan leiden tot zeer rijke grasland^ met zelfs orchideeën. Helaas gebeurt

Tijdschriftenbank Zeeland

Wantij | 1985 | | pagina 4