:vvjia^?xv.^w:-v' T" ;'J -:®' Mestoverschot groeit 9 - - A ie Indbouwwereld geaccepteerd. Maar p bestaande mestoverschotten zouden i tlgens boerenopvatting nog steeds via cans port naar de tekortgebieden weg- i ewerkt kunnen en moeten worden, fel wordt volmondig erkend dat de t Hertoediening aan mestvarkens - waardoor ze sneller groeien - verboden roet worden, omdat koper, als bestand ceel van varkensmest, de akkers ook uit enmbouwkundig oogpunt langzaam naar zeker vergiftigt. os latarm fg' zien van verontreinigende stoffen i aals het genoemde koper, bevat mest lis, in principe bruikbare, voedings- nsfflfen: stikstof (N), fosfaat (P) en ka- ciuni (K). l&j)at is in kunstmest net zo. Uw potje rokon - „voedsel voor alle planten" - 1 eifit bijvoorbeeld 16% N 21% P 7% K. Landbouwkunstmest is er in JDorten, om de optimale verhouding van leeze voedingsstoffen voor een bepaalde em en gewas te kunnen kiezen, let vervelende is nu, dat varkens en ip; >en zich niet storen aan deze opti me verhouding, zodat hun mest met lie meer fosfaat bevat dan goed is Ir de meeste landbouwgronden. Een Ir die voldoende varkens-/kippen- (st uitrijdt uit een oogpunt van stik- Dehoefte, dient dus teveel fosfaat Als daarentegen niet meer mest jo dt uitgereden dan goed is voor de fosfaatbehoefte, dan kan maximaal 10 miljoen ton mest uit de bio-industrie in Nederland nuttig gebruikt worden. Dat is aanzienlijk minder dan de hoeveelheid die men tot nu toe uitrijdt, uitgaande van de stikstofbehoefte. De landbouwwereld schrok dan ook van de beslissing van Braks en Winse- mius in dit voorjaar om de fosfaatbe hoefte als uitgangspunt te kiezen voor de nieuwe meststoffen- en bodembescher- mingswet. Dat leidt immers vrijwel on vermijdelijk naar inkrimping van de bedrijfstak bio-industrie. Ir. Latijnhou wers: „Als bedrijfsleven vinden we dat de fosfaatnorm een irrealistische zaak is en een bedreiging vormt voor de intensieve veehouderij"Het zal wel een raadsel blij ven of minister Braks op zijn beurt te ruggeschrokken is van deze reaktie, of dat hij al in zijn afspraak met Winsemius een dubbele bodem had ingebouwd. Hij geeft zich in ieder geval alle moeite de konsekwenties te relativeren: „De fos faatnorm is een berekeningswijze en heeft de eerstkomende jaren niets met de feitelijke norm te maken Het kan niet zo zijn, dat we door het stellen van normen plotseling met een zo groot mestoverschot komen te zitten, omdat het niet weggewerkt kan worden. Wel zal er van de normen voldoende stimu lans moeten uitgaan om oplossingen voor de problematiek te vinden". Het komt er dus op neer, dat wel een gezond uitgangspunt gekozen is, maar dat de toepassing ervan, als het aan minister --v t5 -Iv5* I Mest uitrijden in de sneeuw bij de Klomp Braks ligt, tot het jaar „ooit" wordt uitgesteld. De konsekwenties van deze aanpak voor het Zeeuwse milieu zijn tot nu toe het meest grondig doordacht door een bo- demkundige, verbonden aan de Zeeuw se Inspektie Milieuhygiëne: dr. ir. G. E. Kamerling. In een serie van inmiddels 7 rapporten, gedeeltelijk nog in konsept- stadium, wordt een voor de bio-industrie desastreuze en voor het Zeeuwse milieu verontrustende analyse gegeven. Uit de meest recente landelijke cijfers (zie ta bel) blijkt dat het mestoverschot uit de bio-industrie van jaarlijks ruim 18 mil joen ton niet volledig te gebruiken is, ook niet als men uitgaat van de stik stofbehoefte van landbouwgronden. Minstens drie miljoen ton moet vernie tigd of geëxporteerd worden. Bij die aanpak komt echter ook zo veel stikstof in de grond (in de vorm van nitraat), dat het grondwater vervuild raakt en bij voorbeeld ongeschikt wordt als drink water. En zoveel fosfaat, dat de grond dit niet meer kan vasthouden en het even eens doorsijpelt naar grond- en opper vlaktewater. Zowel de ekonomische schade (m.n. drinkwater) als het feit dat het resultaat van 15 jaar waterzuiverings- beleid zo in één klap ongedaan wordt gemaakt (fosfaten), brengen Kamerling tot de konklusie, dat deze aanpak niet acceptabel is. Natuurbeschermers zul-

Tijdschriftenbank Zeeland

Wantij | 1985 | | pagina 9