I Rekreatie Landbouwlobby 12 leidsplan vast zal stellen. Inmiddels is enkele maanden geleden een interim rapport verschenen, dat per deelgebied de keuzemogelijkheden aangeeft. He laas is deze rapportage vastgesteld zon der dat de definitieve resultaten van een analyse van de waterhuishouding voor handen waren. Hierboven heb ik al dui delijk gemaakt, dat inzicht in de water huishouding en de daarmee samen hangende waterkwaliteit onontbeerlijk is voor beslissingen over de inrichting en het beheer van het gebied. De rapportage is nu gebaseerd op twee voorlopige uitgangspunten. Een eerste punt is de handhaving van een toe komstig peil tussen 25 cm NAP en-25 cm NAP. De keuzemogelijkheden die de waterverdragen met België geven, zijn ruimer (+50 cm NAP tot - 100 cm NAP). De instelling van een vast peil zal leiden tot oeverafslag. De noodzaak om zo vroeg mogelijk plannen te maken voor een goede oeververdediging is in de rapportage onderbelicht. Een tweede uitgangspunt, dat klak keloos door het tussenrapport wordt overgenomen, is de hierboven al ge noemde snelle doorspoeling met zoet water uit het Hollandsch Diep. Een slechte waterkwaliteit en een veront reinigde bodem worden op de koop toe genomen. Negatieve gevolgen zijn niet alleen te verwachten voor de natuur, maar ook voor rekreatie, visserij en land bouw (verontreiniging van bevloeiings- water). Het vieze Rijn- en Maaswater zal bo vendien via het Bathse Spuikanaal door kunnen dringen tot in de Westerschelde. Alles moet daarom in het werk worden gesteld om dit verontreinigde water bui ten de deur te houden, waarbij de snelle doorspoeling duidelijk het slechtste al ternatief is. De interim-rapportage is te optimistisch over de toekomstige water kwaliteit en laat eventueel gunstigere Het Haringvliet ah voorbeeld voor de natuurlijke ontwikkelingen alternatieven helemaal buiten beschou wing (zoals een zout Krammer-Volke rak of een veel langzamer doorspoelen met zoet water en het aanvaarden van een zekere brakheid). Van de zaken die wèl in het interim rapport staan, trekken vooral de keuze mogelijkheden natuur/rekreatie en na tuur/landbouw de aandacht. Het valt op, dat de ontwikkelingsmo gelijkheden t.a.v. de rekreatie zeer uit voerig zijn geanalyseerd. Maar de uit werking van de te verwachten natuur waarden blijft hierbij ver achter. Het is duidelijk dat pas verantwoorde keuzen gemaakt kunnen worden na toetsing aan de minstens even uitvoerig onderzochte natuurbelangen. Het rapport lijkt de omgekeerde weg te bewandelen en komt slechts tegemoet aan het natuur- belang in de gebieden die minder of niet geschikt zijn voor de rekreatie. Natuur wordt op die manier behandeld als een tweederangs-funktie. Zo wordt voor sommige deelter reinen de voorkeur gegeven aan inrich ting als rekreatiegebied, soms zelfs voor meer dan regionale belangen. De moge lijkheden om bovenregionale druk af te leiden naar Grevelingen en Hollandsch Diep blijven teveel buiten beschouwing, terwijl onvoldoende het gevaar wordt onderkend van een spontane uitwaaie- Figuur 2. De buitendijkse gronden van het Krammer Volkerak ring van rekreatie ten koste van aanlij gend natuurgebied. Wat de keuze landbouw/natuur betref:H zit de interim-rapportage meer op dM golflengte van de natuurbescherming de 2 waar zij stelt dat aan de buitendijksge gronden (vooralsnog) geen landbomjn funktie wordt toegekend. Het voorbe dj houd door gebruik van het woordjjti „vooralsnog" is echter teleurstellend. C Sinds het verschijnen van de interin L rapportage is er een uitgebreide druk\ a: bi de landbouwlobby op gang gekomer.er om alsnog landbouwkundige bestem p' ming voor de gronden te bepleiten. Di tc heeft vooralsnog geen sukses gehacd maar de deur naar landbouw-opties t r nog steeds niet definitief gesloten. Di; dus, ondanks het eerder geformuleerd beleid en het ontbreken van een maat schappelijke behoefte aan nog mee agrarische produktie. I Het toekomstige Krammer-Volke li rak kan zich ontwikkelen tot een natuur v gebied van formaat met een belangrijk ft internationale betekenis. Een verstong ft van belangrijke gradiënten in een dee. t van de terreinen door de landbouw, zoi f de algehele waarde van het gebied ern 1 stig aantasten. Zeer kwalijke gevolger 1 zijn te verwachten voor de kwetsbare I vegetatie en de vogelstand, o.a. dooil verstoring van de rust in broedgebieden y gebruik van meststoffen, uitspoeling var j bestrijdingsmiddelen, egaliseren er ontwateren. Een landbouwkundige bestemming 1 voor enige buitendijkse gronden in he; Krammer-Volkerak is dan ook voor dt natuurbeschermingsorganisaties vol strekt onaanvaardbaar. i De sluiting van de Philipsdam zal plaats vinden in april 1987. Vanaf dat momen: zal het Krammer-Volkerak snel en it l grijpend van karakter veranderen. A daarvóór moet politiek vastgesteld zijr welke richting we met het Krammer Volkerak opgaan. Er ligt in de komends i jaren een belangrijke taak op de schou ders van de natuurbescherming. Doo: een aktieve stellingname zal zij het beleic zoveel mogelijk in de goede richting moeten sturen, opdat we het Krammer Volkerak kunnen blijven koesteren als een kostbaar natuurbezit in onze Delta nu en in de toekomst. I

Tijdschriftenbank Zeeland

Wantij | 1985 | | pagina 12