Beweiding
van het schor al enkele soorten mossen
gevestigd te hebben (de echte pioniers).
Vooral de opkomst van krulmos was
spektakulair. Dit is een mos dat typisch
op gestoorde grond groeit. Het is bijv.
ook meestal het eerste groene plantje
dat opkomt op oude brandplekken. De
plaatsen waar het krulmos het schor
bedekte, waren heel opvallend. Het
stond hier tussen afgestorven Engels
slijkgras, waardoor het soms grote op
pervlakten in kon nemen.
Op veel plaatsen groeide over het
krulmos weer een andere soort, namelijk
parapluutjesmos. Behalve de twee ge
noemde mossoorten werden verder nog
enkele andere in kleine hoeveelheden
gevonden, namelijk zilvermos, purper
steeltje, duinsnavelmos en muurmos. In
de loop van de zomer moesten de oor
spronkelijke zoutplanten steeds meer
het onderspit delven ten koste van voor
al wilgeroosjes-soorten, distel- en melk-
distelsoorten en diverse andere. Als
nieuwe soorten werden onder andere
nog gevonden: adelaarsvaren, gewone
raket, fluitekruid, grote brandnetel,
vlier, enkele wilgesoorten, bleekgele
droogbloem, wolfspoot, moeraskers,
heelblaadjes en koninginnekruid. Deze
werden nu niet alleen gevonden op de
grens van schor en zandplaat maar ook
op andere delen van het schor.
Schorren in het Markiezaatsmeer
WË.
Ohione of geste elde zoutmelde
Tot op heden hebben de voormalige
(onbegroeide) slikken nog weinig ver
anderingen in aanzien gegeven. Daar
gaat de ontzilting blijkbaar zeer traag en
moet de ontwikkeling nog beginnen.
Op het schor is dit jaar gestart met de
beweiding van het schor met runderen
(15-20). Helaas is die niet op alle plaatsen
op tijd ingezet, waardoor sommige delen
van het terrein bijna ondoordringbare
distelvelden zijn geworden. En het is in
de praktijk een onmogelijkheid geble
ken met name de akkerdistel binnen tien
jaar te doen verdwijnen met maatrege
len als maaien of beweiden.
De beweiding zal ervoor zorgdragen
dat het ruige aanzien van de vegetatie
door wilgeroosjes- en distelsoorten
wordt teruggedrongen ten gunste van
een schralere begroeiing, die bovendien
meer verschillende soorten herbergt,
Op plaatsen waar nog weinig organische
stof aanwezig is (de slikken) kunnen al
lereerst nog soorten uit het Dwergbie-
zenverbond verschijnen. Hieruit kun
nen zich later relatief zeldzame vegeta
ties van vochtige, voedselarme duinval
leien ontwikkelen met bijv. bitterling,
parnassia, fraai- en strandduizendgui-
denkruid en moeraswespenorchis.
Het is dan ook een goede stap geweest
om in het najaar van 1983 het schor
voor het pubhek af te sluiten.
Het gebied zal dus in natuurweten
schappelijk opzicht en uit een oogpunt
van natuurschoon van grote beteken s
blijven. De afsluiting van het Markie
zaatsmeer laat immers de wezenlijke
kenmerken van de bodem onverlet. Zo
zullen aan brakke situaties gebonden
levensgemeenschappen nog geruime
tijd blijven voortbestaan en zullen be
paalde zoutminnende soorten in de ver
dere toekomst blijven voorkomen.
Niettemin wil ik er op wijzen dat er met
de aanleg van de Markiezaatskade toch
een uniek gebied voor natuur en land
schap verloren is gegaan.
Het was namelijk het enige in Neder
land waar een zeearm grensde aan het
land, zonder dat er een zeewering aan
wezig was: de Brabantse zandgronden
gingen er vrij plotseling over in de Oos-
terschelde.
12