BROOMCHEMIE TE TERNEUZEN BLEIJKO/VERSCHUEREN EN DE MINISTERS OP STAP IN DE ZAK Duurhalf januari 1986 - juni 1987. PlaatsMiddelburg. Tijdlessen - woensdag, 2 x per maand, txkursies - zaterdag, 1 x per maand. Kosten: 150,--. Informatie en opgave (zo snel mogelijk) bij J. Kruithof-Bak, telefoon 01185-2617. Broomchemie kreeg op 18-11-1979 een revisievergunning (Wet inzake de luchtverontreiniging) van GS van Zeeland voor haar fabriek in Terneuzen voor de produktie, opslag en distributie van broomderivaten. Na de bezwaarschriften-pro cedure werd destijds (jan. 1980) door de VMZ Kroon-beroep figesteld tegen deze vergunning. De behandeling daarvan door de Raad van State vond bijna 6 jaar later plaats (dec. 1985). Een opvallende bijzonderheid was dat de in 1979 gemaakte gevarenstudie over Broomchemie (door de Prov. Waterstaat ia Zeeland) openbaar bleek te zijn. Teleurstellend echter dat dit nooit aan de indieners van bezwaren werd doorgegeven, 2 odat die pas voor het eerst kort voor de behandeling van het Kroon-beroep daarvan hoorden. Uit de gevarenstudie bleek ons (ZMF) dat de voor de i >mgeving meest bedreigende ongevallen kunnen ontstaan in de afdeling waar met methylbromide wordt gewerkt. Hier door zouden aan de rand van Terneuzen die woonbebouwing op 1100 m. afstand van Broomchemie heeft, nog koncentra- ies methylbromide in de lucht kunnen worden aangetroffen die ernstige schade aan de volksgezondheid kunnen veroorza- cen. De gevarenstudie gaf een te rooskleurig beeld van de mogelijke gevolgen van een ernstig ongeval bij Broomche mie. Aanleiding voor de ZMF om de nadruk te leggen op iet vernietigen van de vergunning m.b.t. de methylbromide- verwerking. Daarnaast is ervoor gepleit de best mogelijke echnische toepassingen in het bedrijf voor te schrijven om te 'oorkomen dat er een ernstige mate van luchtverontreiniging optreedt. Deze gaan veel verder dan de technieken, die uit ekó- ïomische overwegingen het best toegepast kunnen worden. In voorgaande nummers van Wantij werd aandacht besteed ran de nare gevallen van ziekte en sterfte op het bedrijf van veehouder J. Verschueren in Walsoorden en de mogelijke oorzaak door de uitworp van coating-produkten, tijdens het teren" van betonnen elementen, bij buurman Bleijko Be- tonindustrie B.V. De Ministers Braks en Winsemius (resp. Landbouw en Visserij en VROM) hebben aan GS van Zeeland laten weten dat ze de noodzaak van het gevraagde vervolgonderzoek te gering vinden. Dit omdat dit geen eenduidig antwoord kan geven op de vraag of de verschijnselen die op het bedrijf van Verschueren bij het vee optraden te wijten zijn aan de uitworp van Bleijko. De ministers menen dat zo'n onderzoek erg gekompliceerd is, omdat er sprake is van blootstelling van het vee aan een zeer ingewikkeld mengsel van stoffen, waarvan de samenstelling onvoldoende nauwkeurig beschreven is. Over langere tijd genomen kunnen de koncentraties van de af zonderlijke stoffen sterk verschillen. En bovendien kan de blootstelling op verschillende manieren plaatsvinden: door grazen of eten van kuilvoer, inademing of via de huid. Het onderzoek naar al deze aspekten is zeer kostbaar. De ZMF wil daarbij aantekenen dat veterinaire onderzoeks instituten zeer goed in staat moeten worden geacht om on derzoek te doen naar de gevolgen van de blootstelling van koeien (en landbouwhuisdieren in het algemeen) aan po lycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK's), epoxiden en oplosmiddelen. Het verrichtte onderzoek is beperkt ge bleven tot kleine dieren, zoals ratten en konijnen. Vanwege het feit dat PAK's en oplosmiddelen op de „zwarte lijst" staan en op de lijst van prioritaire stoffen van de In dicatieve Meerjaren Programma's 1985-1989 Lucht- en Milieubeheer zou de overheid juist hebben moeten besluiten tot onderzoek om duidelijkheid te krijgen over de nadelige invloeden ervan op het vee. De ziekteverschijnselen in Wals oorden geven daar alle aanleiding toe en een grotere be kendheid over de schadelijke werking van deze stoffen kan ertoe bijdragen dat dit voorkomen kan worden. Er staat nog een belangwekkend ander punt in de ministe riële brief van 18 oktober 1985- Opgemerkt wordt dat de door GS van Zeeland afgegeven Hinderwetvergunning aan Bleijko een bijdrage vormt aan de vermindering van de uitworp van PAK's, maar dat er geen beperking van de uitworp van op losmiddelen is gesteld. De ministers zijn van oordeel dat wanneer Bleijko oplosmiddelen gebruikt die op de zwarte lijst staan, er dan ook een overeenkomstige aanpak noodzakelijk is. GS van Zeeland hebben de ZMF nog op 7 november ge schreven - tegelijk met het toezenden van de brief van de ministers - dat de gang vanzaken bij Bleijko nauwlettend wordt gevolgd om bij eventuele nieuwe ontwikkelingen stappen te kunnen nemen. De ZMF vindt dat er van zo'n nieuwe ont wikkeling sprake is, nu de beide ministers zich duidelijk hebben uitgesproken over de ontoelaatbaarheid van het ver spreiden van oplosmiddelen over de omgeving zonder aanpak bij de bron. Voldoende reden dunkt ons om spoedig verder gaande maatregelen via aanvullende voorwaarden in de Hin derwetvergunning voor te schrijven. Voor de distrikskommissie Zeeland van Natuurmonumen ten wordt een lang gekoesterde wens werkelijkheid. Medio november verscheen in Goes een rijk geïllustreerd boekje „Op stap in de Zak". Het boekje wil een wegwijzer zijn voor de natuur- en kultuurelementen in het landschap van de Zak van Zuid-Beveland. Het 70 pagina's tellende werk beschrijft de ontstaansgeschiedenis van het gebied, waarbij de voortdu rende strijd van de bewoners tegen de zee centraal staat. Een strijd waarvan de gevolgen bepalend zijn geweest (en dat soms nóg zijn) voor de aanblik van het huidige landschap. De ligging van kreekruggen en poelgrondenbepaalden niet alleen het bewoningspatroon en grondgebruik maar ook het vóórkomen van leefgemeenschappen van plant en dier. Een afzonderlijk hoofdstuk gaat in op behoud en beheer van natuurgebieden en landschapselementen, waarvan ook Na tuurmonumenten er enkele bezit (zoals de bloemdijken, de inlaag en het fort van Ellewoutsdijk, de Zwaakse Weel). De lezer krijgt inzicht in het ontstaan van (half) natuurlijke ele menten als schorren, dijken, kreken en welen, inlagen en karrevelden, heggegebieden en drinkputten, maar ook in elementen van kuituur als vliedbergen, (verdwenen)kastelen, forten, middeleeuwse kerken, molens, oude boerderijen, enz. In een afsluitend hoofdstuk wordt een korte kenschets gegeven van de verschillende bewoningskernen in de Zak van Zuid-Beveland. Een op de topografische kaart geënte plat tegrond zorgt er voor dathetboekjeook„inhetveld" optimaal bruikbaar is. Talrijke foto's en getekende illustraties zullen het werkje verluchtigen. De auteurs zijn niet alleen kenners van het gebied, maar bovendien - hetzij bestuurlijk, hetzij professioneel, hetzij als belangstellend lid - nauw bij het werk van Natuurmonumen ten betrokken: Ad Beenhakker, Jacques Damen, Anton van Haperen, Tineke van Oosten en Jan-Willem van Rijn van Alkemade. De eindredaktie berustte bij Ben Smulders. In een afzonderlijk hoofdstuk wordt ingegaan op de or ganisaties op het gebied van natuurstudie en -edukatie, aan koop en beheer en aktie, die in de Zak van Zuid-Beveland aktief zijn. De prijs zal rond de 25,-- liggen. 17

Tijdschriftenbank Zeeland

Wantij | 1985 | | pagina 17