Enkele knelpunten II Otto Westerink is kuituurtechnicus en werk zaam bij de stichting Landschapsverzorging Zee land. Hij is hoofdrolspeler van het landschaps beleidsplan van de gemeente Goes. Bij ons achter staan drie oude bruine beuken in een plantsoen. Deze drie bomen, van ik schat zo'n honderd jaar oud, zijn zeer sfeerbepalend in onze voor een groot deel uit nieuw bouw bestaande wijk. Met deze bo men beleven we de seizoenen mee. Nu de bladeren er voor een groot deel af zijn, zie je de knoppen al weer zitten voor het komende voorjaar. Erg veel verzorging vragen deze bomen niet Kinderen klimmen er graag in en er moet dus wel gekeken worden of ze de bast niet bescha digen. Als er beschadigingen zijn, moeten die verzorgd worden voor dat er rotting kan optreden. Voor één van de bomen heeft men een hek gezet omdat er auto's tegen ge parkeerd werden. Dit is een voorbeeld van een klein stukje landschap in de stad, waarvoor het on derhoud geregeld is. De verzorging van de landschapsele menten in het buitengebied is helaas dikwijls nietgeregeld. Erzijnwelbestem- ingsplannen buitengebied, maar daarin wordt veelal alleen de bestaande toe stand vastgelegd. ■V.-: 3 w H co w Oude zeedijk, met links populieren en rechts jonge iepen om naast het bestemmingsplan een enige boomgaarden na uitsluitend ak- landschapbeleidsplan te maken. kerbouw. Opvallende elementen zijn de dijken, de kreekrestanten, populieren- Het landschap bossen en erfbeplantingen. 1 i I mslinden hij de Oude Nieuwlandpolder De Stichting Landschapsverzorgging Zeeland en de gemeente Goes hebben een beleidsplan opgesteld voor het land schap in het Goesse buitengebied. In het algemeen bestaat er wel een bestem mingsplan voor het buitengebied bij de gemeenten, maar meestal gaat dat niet verder dan het vastleggen van de be staande toestand. Beheersmaatregelen en een visie op de ontwikkeling van het landschap worden daarin niet gegeven. De stichting heeft dit gebrek gekonsta- teerd en stimuleert daarom gemeenten De beschrijving van het landschap in de gemeente Goes is gebeurd aan de hand van de ontstaansgeschiedenis. Het oudst is het zuidoostelijk deel van de gemeen te. Dit gedeelte behoort tot de oude kern van het eiland Zuid-Beveland en wordt oudland genoemd. Het oudland wordt gekenmerkt door hoger gelegen ruggen, de kreekruggen, en lage poelgebieden. Op de kreekrug koncentreert zich al vanouds de bebouwing en beplanting. Op de overgang van kreekrug en poel staan op de perceelsgrenzen meidoorn heggen. Veel van deze heggen zijn in middels verdwenen. In sommige weiden worden nog veedrinkputten aangetrof fen. Vroeger waren de percelen klein en grillig van vorm, de wegen en sloten waren kronkelig. Na de ruilverkaveling en is dit veranderd, maar de inrichting is in het algemeen niet zo rationeel als in het omringende polderland. Het polderland vormt het zogenaam de nieuwland. De polders van vóór 1700 kunnen onderscheiden worden van die van na 1700. De oudere polders zijn kleinschaliger en minder open dan de jongste polders. De polders van vóór 1700 hebben een grotere wegen- en dijkendichtheid en bovendien vindt men er meer bebouwing en beplanting. De jongste polders zijn ontstaan door inpoldering van de Schenge. Karakte ristiek is de wijdsheid van deze polders. De landbouwbedrijven en de percelen zijn er groot. Het bodemgebruik is op Het landschap wordt steeds eenvormi ger. Op de Kattendijkse dijk rijdend, ziet men nauwelijks verschil meer tussen het oudland aan de zuidkant en het nieuw land aan de noordkant. Het blijkt dat steeds meer landschapselementen als bosjes, bomen en heggen verdwijnen van partikulier terrein en er eigenlijk alleen nog bijkomen op openbare ter reinen. Dit zijn voor een belangrijk deel wegbermen. Dat wegbermen geen ide ale groeiplaatsen zijn, wordt duidelijk als men bedenkt dat daar de leidingstraten lopen, dat daar de eventuele verbreding van de weg plaatsvindt en dat daar strooi- zout en andere milieu-onvriendelijke stoffen terecht komen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Wantij | 1986 | | pagina 13