Energiebesparing in woningbouw
3
Beleidsinstrumenten
De energienota
Bestemmingsplannen
Bouwverordening
PQ
2
W
Q
e Werkgroep Energie Beleid (WEB)
an de Zeeuwse Milieufederatie or-
;aniseert op 17 april 1986 een ex-
rsie naar energiezuinige woning-
ouwprojekten in Schiedam en Al-
lasserdam. De exkursie sluit aan op
e Zeeuwse Energiekonferentie, die
e ZMF samen met de Werkgroep
nergie Diskussie (WED) in mei
985 heeft gehouden. Ze is bedoeld
oor ambtenaren, bestuurders, ar-
hitekten en bewoners. Kortom,
oor iedereen die wat met de sociale
|voningbouw in het Zeeuwse te ma-
en heeft. Met deze exkursie hoopt
e werkgroep in Zeeland meer be-
;rip en interesse te kweken voor
ergaande energiebesparing en
w oonlastenverlaging in de woning
bouw, zowel bij nieuwbouw als bij
bestaande bouw.
binds haar bestaan (maart 1984) houdt
Ie Werkgroep Energie Beleid zich
voornamelijk bezig met energiebespa
ring in de woningbouw. Zo maakt de
WEB regelmatig gebruik van de in-
I ;praakmogelijkheden bij bestemmings-
dannen. Dit gebeurde o.a. bij het plan
Tragel in Hulst, plan Velluweweg in 's-
Heer Hendrikskinderen, plan Reyers-
hove in Middelburg en plan Rosenburg
in Vlissingen.
Verder werd er een nota geschreven
|)ver mogelijkheden voor een milieu-
'riendelijk energiebeleid in Goes. De
gemeente Goes reageerde daarop posi-
ief.
Tijdens de energie-exkursie zal o.a.
aandacht worden geschonken aan ge
meentelijke beleidsinstrumenten m.b.t.
nergiebesparing in de woningbouw. In
Iceland worden deze instrumenten nog
I maar zelden gebruikt. Om duidelijk te
maken om welke beleidsinstrumenten
It
Cuyk
blasserdam
het nu gaat volgt hier een overzicht.
Een gemeente heeft verschillende mo
gelijkheden en beleidsinstrumenten om
energiebewuste nieuwbouw op ge
meentelijk nivo vorm te geven. Welk
instrument het meest geschikt is, hangt
echter af van de plaatselijke omstandig
heden.
In een goede energienota kan het kader
van het gemeentelijk energiebeleid
worden vastgelegd. Knelpunten en mo
gelijkheden kunnen erin naar voren
worden gebracht. Een energienota biedt
echter geen garantie dat er ook werkelijk
iets gebeurt.
Enkele gemeenten die reeds nota's
(vooral m.b.t. de bebouwde omgeving)
uitgebracht hebben, zijn o.a. Amster
dam, Delft, Schiedam, Velsen en Haar
lemmermeer.
Een aantal ruimtelijke aspekten, die met
name van belang zijn voor het passief
gebruik van zonne-energie, kunnen in
het bestemmingsplan worden vastge
steld. Daarbij moet een onderscheid
worden gemaakt tussen de Voorschrif
ten en de Toelichting.
In de Voorschriften kunnen alléén
ruimtelijk van belang zijnde voorwaar
den worden opgenomen. Afhankelijk
van de mate van detaillering (globaal of
gedetailleerd bestemmingsplan) kun
nen in principe eisen gesteld worden aan
bijvoorbeeld
- oriëntatie van de woningen (percen
tage ZO-WZ georiënteerd),
- mogelijkheden van uitbouwen
(serres),
- bebouwingshoogte en belemmerings-
hoek (i.v.m. onderlinge beschadu-
wing),
- ruimte voor kollektieve installaties en/
of kleinschalige energieopwekkings
installaties (warmte-opslag, warmte
kracht-koppeling, windmolens).
In de Toelichting van het bestemmings
plan kan een energieparagraaf worden
opgenomen. Hierin kunnen ook meer
algemene uitgangspunten worden vast
gesteld. Zoals bijv.
- een verbruiksnorm (gemiddelde een
gezinswoning met een maximaal aard
gasverbruik van 1000 m3/jaar voor
ruimteverwarming).
- de plicht om een energiedeskundige
bij de uitwerking van het plan te be
trekken.
Het voordeel van vastleggen van boven
genoemde' richtlijnen in het bestem
mingsplan is, dat al in een vroeg stadium
van het plannings- en bouwproces aan
dacht wordt besteed aan de mogelijk
heden om te komen tot een lager ener
gieverbruik. Gemeenten zijn echter
huiverig om op dit nivo al gedetailleerde
eisen te stellen. Alleen de punten in de
Voorschriften zijn bindend, de overige
hebben een meer vrijblijvend karakter
en moet men beschouwen als beleidsin
tenties.
Een zeer belangrijk instrument is de ge
meentelijke bouwverordening. Hierin