Ondergesneeuwd 6 Kringloop sterk in aantal toegenomen. Het dik- kopje, de brakwatergrondel en een nieuwkomer: de zwarte grondel, een zeldzame soort voor de Nederlandse kust. De platvisstand daarentegen is vol ledig ingezakt. Zo ook de sportvisserij op platvis, met name schol, na enkele vette jaren vlak na de afsluiting. De meeste platvissen planten zich nu eenmaal niet voort in zeearmen maar in het diepe, open water van de Noordzee. Tussen 1975 en 1978 is nog gepro- Mosselen met stukjes dood zeegras beerd de stand op peil te brengen door op grote schaal vis uit te zetten. In de vangstgegevens van schol is daarvan nauwelijks iets terug te vinden. Bot en schar krijgen de hengelaars sindsdien wel weer vaker aan hun lijn. Ook de paling stand zou sterk dalen zonder het jaarlijks uitzetten van glasaal, want de glasaal- intrek via de spuisluis en bijbehorende vissluis stelt nauwelijks iets voor. Een heel ongewisse toekomst is er voor twee van de belangrijkste bodemdieren de mossel en de oester. Nu spelen ze nog een flinke rol in de succes-story van het Grevelingenmeer. Maar blijft dat zo Bij de afsluiting in 1971 voorzag men het teloorgaan van de mosselkuituur. De percelen werden leeggevist en raakten in onbruik. De eerste jaren daarna gingen ook de wilde mosselbanken achteruit. Maar in 1974/1975 was er opeens een goede broedval, alleen wel op andere plaatsen dan voor de afsluiting. De mos sel blijkt zich aangepast te hebben aan de nieuwe stromingssituatie, die niet meer door het getij maar door de wind wordt bepaald. Hij zit nu op geulranden waar over het water bij zuidwesten wind de platen opstroomt. Het water botst daar tegen de bodem op en zorgt voor een optimaal voedseltransport naar de mos selen. Ook op die plaatsen kunnen ze - zo is inmiddels gebleken - niet of nauwelijks tot konsumptiegrootte uitgroeien. Zelfs hier hebben ze nog gebrek aan voedsel door de lage algenkoncentratie in het meer. Wel worden er flinke partijen halfwas-mosseltjes opgevist en uitgezet in de Oosterschelde. Na 1975 is de broedval pas weer goed geweest in 1983. Zó lang duurde het voordat de voedselopname door de aanwezige mosselen door visserij en na tuurlijke sterfte voldoende was afgeno men om de broedjes weer een kans te geven. Ik maak daaruit op dat alleen fors uitdunnen van het jonge broed of een flinke najaarsstorm de broedvalfre- kwentie en daarmee het perspektief voor de mosselvisserij zal verbeteren. Voor de oestervisserij lijkt de situatie gunstiger. De platte Zeeuwse oester is in het Grevelingenmeer onverwacht her ontdekt, nadat hij in de Oosterschelde door een strenge winter en een parasiet- infektie kompleet was uitgestorven. Sinds 1976 heeft hij zich in het Greve lingenmeer fors uitgebreid. De oester leeft minder dicht opeen gepakt dan de mossel en heeft een veel grotere kapaciteit om plankton uit het water te zeven. Wat voedselbeperking is voor de mossel lijkt dus optimaal te zijn voor de oester! Voor de oester dreigt echter een ander gevaar, namelijk de vormverandering van de ondewaterbo- dem. Getijdewateren zoals de Ooster- en Westerschelde, de Waddenzee en - vroeger - de Grevelingen bezitten een beweeglijk stelsel van geulen en platen. 1 Dat wordt in stand gehouden door de i getijstromen. Valt het getij weg, dan 1 gaan langzaam maar zeker de platen af- 1 slijten en de geulen dichtslibben, totdat j het meer overal ongeveer even diep is en een nieuw evenwicht is bereikt. Dit proces is maar op beperkte schaal 1 tegen te houden. Zo heeft men tamelijk F suksesvol de oeverafslag van de Veer- 1 mansplaat en de Hompelvoet voorko men door rondom grintdammetjes te storten. Maar onder water gaat het proces gewoon door. Een voortdurende regen van slibdeeltjes en vlokken orga nisch materiaal zorgt in de geulen nu al voor het ondersneeuwen van dode schelpen en andere harde ondergron- j den. Dat maakt de vasthechting van jonge oestertjes en andere in dieper wa ter levende schelpdieren steeds moei lijker. In de laatste jaren heeft men al waargenomen dat de oester steeds on dieper voorkomt. In de diepere delen van het meer is ook de overige bodem fauna aan het verarmen. Ik zie niet in hoe dit proces te stoppen valt. Kijken we vervolgens naar de voédsel- kringloop produceren, eten en gegeten worden, afsterven en vergaan. Figuur 1 geeft vereenvoudigd weer hoeveel van het plantaardig plankton wordt veror berd door het dierlijk plankton, dooi schelpdieren, enzovoort. De belang rijkste voedselketen, eigenlijk de rugge- graat van het ekosysteem in het Greve- Veermansplaat Greve link

Tijdschriftenbank Zeeland

Wantij | 1986 | | pagina 8