J^ecensies Hoe gevaarlijk zijn milieugevaarlijke stoffen? De vegetatie van Zeeuws-Vlaandenen Na lezing van dit boek zal het ahuvoófd'ongctwiife.d luiden „Veel gevaarlijker dan de meeste mensen denken", of anders gezegd „Verrekte gevaarlijk". Dit als uitdrukking van een onaangename verrassing. Want de Nederlandle^' burger is zich over het algemeen weinig bewust van de ernstige gevaren van dit soort stoffen, die dikwijls ook in en om het huis worden aangetroffen en in het dagelijks leven worden gebruikt. Opvallend in onze situatie is, dat de WRR (Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid) al in 1980 naar buiten bracht dat er vele tienduizenden milieugevaarlijke stoffen zijn, die in wisselende hoeveelheden in allerlei processen en aktiviteiten ontstaan, waarvan de eigenschappen slecht of helemaal niet bekend zijn, de verspreiding en aanwezigheid in het milieu onbekend is en waarvoor geen regels zijn. Ze vormen waarschijnlijk het grootste milieuprobleem van de toekomst. En daar bleef het bijin de voorliching naar de bevolking toe heeft de overheid veel te weinig van zich laten horen. Aan de reeds gesignaleerde problemen kan nog toegevoegd worden dat in de praktijk bloot stelling aan veel milieugevaarlijke stoffen tegelijkertijd plaatsvindt. Daarbij kan de blootstelling aan elke individuele stof nog onder de toelaatbare norm zijn, maar het geheel veroorzaakt wel degelijk schade aan de menselijke gezondheid. Bepaalde stoffen waarvoor de mens veel minder gevoelig is dan zijn leefmilieu (ekosystemen), kunnen zoals het geval is bij S02 en NOx (zwaveldioxyde en stikstofoxyden) milieurampen veroorzaken met de „zure regen". Normstelling t.a.v. milieu gevaarlijke stoffen moet rekening houden met het reeds genoemde ophopingseffekt en verder moet het principieel zo zijn dat een goede norm ook bescherming biedt aan risiko-groepen, zoals baby's, zwangere vrouwen, zieken en bejaarden. Sinds 1985 is in ons land de Wet milieugevaarlijke stoffen in werking. Deze moet voorkomen dat er nieuwe stoffen op de markt komen zonder dat de gevaren ervan bekend zijn. Dat is niet te vroeg, als men bedenkt dat dit in Amerika en Japan al 10 jaar eerder werd ingevoerd. Het boek behandelt in detail een 25-tal van de meest gevaarlijke stoffen en stofgroepen. Beide auteurs zijn bekende milieu-experts en ze zijn erin geslaagd in dit boek alle beschikbare informatie over deze stoffen te bundelen. Met als resultaat een uitvoerige en allesomvattende opsomming van een zeer groot aantal milieugevaarlijke stoffen. De auteurs vermelden dat het aantal kommercieel toegepaste chemicaliën de laatste 40 jaar is gestegen en dat er naar schatting thans 60.000-70.000 stoffen kommercieel geproduceerd worden. Elk jaar komen er nog 700 tot 3.000 nieuwe stoffen bij. Van slechts 10.000 stoffen weten we iets over het risiko dat de stof met zich meebrengt en dat betreft dan nog voornamelijk de giftigheid ervan. Voor de geïnteresseerde lezer, die over de nodige kennis van chemie beschikt, kan dit boek een goede informatiebron zijn. Het is voor milieu-groeperingen en -instanties zeer goed te gebruiken als hand leiding en naslagwerk en kan uitstekend dienst doen voor het overdragen van kennis. Van de lezer wordt wel wat inspanning gevraagd om zich in de behandelde materie te verdiepen, geen echt leesboek dus. Daarom ook zou een verklarende woorden lijstbij hoofdstuk Ivan pas gekomen zijn. Al met al een nuttig boek, al was het alleen maar om het besef bij te brengen dat de mens bezig is om zoveel milieugevaarlijke stoffen te maken dat hij erin dreigt om te komen. J. W. Copius Peereboom L. Rijnders Hoe gevaarlijk zijn milieugevaarlijke stoffen Uitgeverij Boom, Meppel, Amsterdam. Prijs f 44,50. door Hans Bannink Na lang wachten is het rapport van de PPD verschenen over haar inventarisaties van flora en vegetatie in Zeeuws-Vlaanderen. De eerste indruk is, dat dit wachten niet voor niets is geweest. Het rapport is met zijn 140 bladzijden een lijvig boek werk geworden, dat een goede en betrouwbare indruk geeft van de plaatselijke bijzondere plantengroei in deze streek. Ook de technische afwerking mag geroemd. De vrij klein afgedrukte foto's zijn bijna alle zeer scherp en de kaarten zijn perfekt. Alleen de gifgroene kaft ontsiert enigszins. Het rapport is, evenals dat over de vegetatie van Midden-Zeeland uit 1984, niet alleen bedoeld voor insiders. Het hoopt ook een breder publiek te bereiken. Nu zal men niet alles als een roman kunnen lezen, maar ér is wel veel aan gedaan om tenminste enkele biologische begrippen te verduidelijken. Het hoofdstuk over de ontstaans geschiedenis daarentegen blijft te abstrakt. Meer illustraties hadden dit kunnen verhelpen. De kern van het rapport wordt gevormd door een beschrijving van flora en vegetatie. Samensteller Roel Mooy heeft daarvan een deskundig, overzichtelijk verhaal gemaakt, dat vaak konkreet is door niet alleen planten maar ook gebieden met name te noemen. De kaartjes met de vindplaatsen - in de vorm van zwarte blokjes - en de schematische overzichten vormen (zeker voor de niet-ingewijde lezer) een prettige aanvulling daarop. Soms zijn er ook verpreidings- kaartjes van heel Nederland bij afgedrukt. Dat illustreert de lokale bijzonderheid van sommige planten meestal goed. Maar in het geval van de Vlaamse peterselie zou een kaartje van de Benelux grote zeld zaamheid duidelijker hebben gemaakt. Een punt van kritiek is, dat de PPD alleen leunt op haar eigen inventarisaties. Dat maakt, dat een aantal belangrijke planten ontbreken, terwijl die toch in de geraadpleegde literatuur wel te vinden zijn. Zeker in het beschrij vende gedeelte hadden betrouw bare oude vondsten een plaats kunnen krijgen. Al was het alleen al om er de achteruitgang vanbepaalde soorten of de vernietiging van sommige gebieden (bijv. Wate - straat) mee te illustreren. Het 1 a ook de Zeeuws-Vlaanderen-lie - hebber een wat bredere kijk geboden. Door deze beperking worden enkele belangrijke Zeeuws- Vlaamse bijzonderheden gemist. Het landelijk zeer zedzame stijf hardgras bij Sluis of het groot streepzaad bij Terneuzen hadder toch niet mogen ontbreken. Hetzelfde geldt voor verschillen duin- en strandplanten. Daar st tegenover, dat aardige vondster z gedaan, wat pleit voor de ge degenheid van het onderzoek (so kruid, borstelkrans, kleine steen- tijm). Bij de soorten blijvend, moet if wel van het hart dat ook in dit rapport weer slordig is omge sprongen met de Nederlandse I plantennamen. Onduidelijk blijft verder de verantwoording van sommige vraagtekens in het grot-1 overzicht, dat overigens veel interessante informatie biedt ove zeldzaamheid en biotoopkeuze van de plantesoorten. Tenslotte had best mogen worden verme dat de flora van Zeeuws-Vlaanderj thans (meer dan) 660 soorten te wat neerkomt op 46% van de totej Nederlandse flora. Gelukkig is de toonzetting var. het rapport niet al te kunstmatig objektief gekozen. Onderhuids klinkt er soms kritiek door op instanties die, niet gehinderd do^ kennis van zaken, natuurgebiede: om zeep helpen, hebben geholpe of nog steeds natuurlijke ontwikk lingen in de weg staanhet volstorten van Canisvliet, de rekref tieve belasting van de weinige duinen, de geringe waarde van aangeplante bossen. Voer dus vod ambtenaren. Maar voor de relati lage prijs heeft ook iedere vrijblijvend geïnteresseerde een informatief boek in huis, met twee handige en fraaie kaarten e een kaartje van alle 157 kreken e welen. Provinciale Planologische Dienst voor Zeeland. De vegetatie van Zeeuwsch-Vlaanderen. 140pag. Prijsf 19,50. door Jan Willemjongepie

Tijdschriftenbank Zeeland

Wantij | 1986 | | pagina 20