I
!1
(donisatie en suksessie
Lage schorren
3
natuur boven water
oppervlakte aan slikken en zand-
iten in het intergetijdengebied in
lid-west Nederland zal door de Del-
erken met 60% af nemen en de
pervlakte aan schorren met 54%.
It is een groot ekologisch verlies, te
i eer omdat de laatste jaren over de
iele wereld dergelijke gebieden in
:l el tempo verloren gaan door in-
g dering en haven-aanleg. Dit ver-
les wordt in het Deltagebied enigs-
'i is gekompenseerd door de winst
an nieuwe landgebieden, de voor-
liige platen en schorren. Deze
hben voor een belangrijk deel een
lurbestemming gekregen,
het Veerse Meer zijn de meeste van de
uwe gebieden nog ingericht volgens
bekende strakke kultuurtechnische
atregelen. Maar in het Grevelingen-
er mogen op de meeste platen meer
tuurlijke ontwikkelingen plaatsvin-
in. Hiervan bestaan nauwelijks of geen
'Orbeelden, zodat ze tot nu toe voor
le verrassingen hebben gezorgd. In
ikele delen van de gebieden wordt een
hte natuurlijke ontwikkeling toegela-
Op andere plaatsen worden de ont-
kkelingen in een door ekologen van te
ren vastgestelde richting gestuurd.
Ma de sluiting van de Brouwersdam
.1971) kwam in de Grevelingen onge
ler 350 ha schor en 2600 ha zand- en
ill '.plaat permanent droog te liggen. Het
plotseling wegvallen van de getijde-in
vloed veroorzaakte ingrijpende milieu
veranderingen. De kale platen werden
gekoloniseerd door pionierplanten en in
de schorvegetaties vestigden zich nieu
we plantesoorten. Bodemfaktoren zoals
zout- en zuurstofgehalte wijzigden zich
sterk, vooral in de eerste jaren na de
afdamming. Het gevolg was dat de pio
niers naéénofenkele jaren weer het veld
ruimden voor andere planten die het
beter deden onder de omstandigheden
van dat moment. Dit proces wordt „suk
sessie" genoemd.
De suksessie verliep op de lage schorren
heel anders dan op de platen. Schorren
hebben een kleiige bodem, worden
doorsneden door een systeem van grote
en kleine kreken en zijn begroeid met
zoutplanten. Na het wegvallen van het
getij verdwenen de oorspronkelijke
zoutplanten in de laagste delen van de
schorren het eerst. Zeekraal, Engels
slijkgras en zeeaster stierven massaal af.
Stikstof-minnende ruigtekruiden (aan
vankelijk zoutverdragende melde-soor
ten, later door bodemontzilting soorten
als akkerdistel en wilgeroosje) profiteer
den van de daarbij vrijkomende voe
dingsstoffen. Vooral de akkerdistel
werd, na enkele jaren, weer verdrongen
door soorten met een minder uitgespro
ken pionierskarakter (bijv. duinriet en
beemdgrassen).
Uit deze fase in de suksessie kunnen
nuttige beheersmatige konklusies ge
trokken worden voor komende ontwik
kelingen op de straks ingedijkte schor
ren in het Krammer-Volkerak. Twee,
drie jaar na de afsluiting van de Greve
lingen trad op de schorren de akker
distel sterk op de voorgrond. Onder
druk van landbouwzijde werden daarom
gedurende een aantal jaren op de Slik
ken van Flakkee bespuitingen met een
sproeivliegtuig uitgevoerd en de distel
velden gemaaid. Onderzoek naar de ge
volgen van deze aktiviteiten toonde aan,
dat de hoeveelheid distels door de be
strijding niet afnam en bovendien de
normale suksessie op de schorren ver
stoord werd. Grassen, die niet gevoelig
waren voor de bewuste bestrijdingsmid
delen, gingen sterk overheersen.
Waarschijnlijk hebben de bestrijdings-
aktiviteiten juist voor een verlenging
van het distelstadium gezorgd.
De vegetatie op de lage schordelen en
schorranden wordt op dit moment
voornamelijk gevormd door grassen,
wilgeroosje, kruiskruid, dauwbraam,
duindoorn, vlier, meidoorn, wilg, popu
lier en berk. Het huidige landschaps
beeld wordtvooralbepaald door de hou
tige gewassen, die zich vrij snel na de
afsluiting vestigden. Langzamerhand
komt er een struweel- en bosvegetatie
tot ontwikkeling. Als eindstadium wordt
hier, in de loop van tientallen jaren, een
bos verwacht met eerst nog veel wilg en
berk, en later iep en es.