Natuuredukatie
'I
5
weiding noodzakelijk is. Eén van de ba
sisregels van natuurbeheer is juist „ge
lijkblijvendheid in de tijd". Het echte
Hollandse „iets doen" met zo'n gebied
behoort dan ook achterwege te blijven
en doet nogal hobbyistisch aan.
Al jaren bestaat het plan om een bezoe
kerscentrum in het Grevelingengebied
op te richten voor zowel toeristische- als
natuurinformatie. Het zou het Natuur-
en Rekreatieschap De Grevelingen sie
ren, als dit centrum op niet al te lange
termijn verwezenlijkt wordt en als het
niet alleen beperkt wordt tot een door
lopende dia-show in een zaaltje. In een
uitgebreid natuuredukatie-centrum
zouden toeristen, scholieren, studenten
en andere groepen op verschillende
nivo's informatie kunnen krijgen of kur-
sussen kunnen volgen. In de loop der tijd
kan het verder uitgroeien en inspelen op
de toenemende behoefte aan profes
sionele natuur- en milieu-edukatie. (De
regering heeft onlangs toegezegd hier
voor extra geld ter beschikking te stel
len). De Grevelingen, met haar vele na-
tuuraspekten, is het gehele jaar door een
ideaal gebied voor een dergelijk cen
trum.
Vantitatief steeds belangrijker gewor-
ilen derde groep broedvogels die de
<i«te jaren komt opzetten, wordt ge-
Mud door soorten die gebonden zijn
te migten en struwelen (kleine kare-
te|. fitis, rietgors, kneu, heggemus en
ïo: ogels als bruine kiekendief, toren-
ll|velduil).
allerlei gradiënten aanwezig. Bovendien
is na afsluiting de plaat niet ingezaaid. Er
is dan ook een grote verscheidenheid in
vegetatie. Alle genoemde groepen
broedvogels komen hier voor. Een aan
tal jaren geleden is voor de Slikken-
noord, wat betreft het beheer, een spon
tane ontwikkeling gekozen. Nog vele
tientallen jaren zullen nodig zijn voordat
Kievit - toename van broedende weidevogels
het eindstadium van de suksessie bereikt
is. Het is dan ook vreemd dat al na vijftien
Inlagen langs de Grevelingen
jaar door sommige medewerkers van
Staatsbosbeheer gezegd wordt dat het
niet goed gaat in dit gebied en dat be-
Grevelingen
pe vegetatie-ontwikkelingen hebben
grote invloed gehad op de broed-
^elstand. Zo begonnen de aantallen
ïdparen van de meest kritische pio-
Irsoorten als dwergstern en strand-
Ivier al enige jaren geleden af te ne-
In.
r|
e
J| enkele „rommelige" jaren vlak na de
uiting worden sinds een aantal jaren
landgebieden door Staatsbosbeheer
reerd volgens opgestelde plannen. Er
rdt extensief beweid of er wordt
;ts gedaan"Bovendien wordt hier en
.9 i.r de vegetatie gemaaid en afgevoerd.
II Eén van de uitgangspunten bij de op-
.1 Hing van de beheersplannen voor dit
otschalige natuurgebied was het tot
i I cwikkeling laten komen van een grote
|9 ischappelijke afwisseling. Enerzijds
ai l zich zo een spontane vegetatie ont-
kelen op lange termijn, met natuur
de hieraan gekoppelde fauna-ont-
kelingen. Anderzijds kunnen zeld-
ne, soortenrijke grasland-vegetaties
broed- en foerageergebieden voor
rlei vogels worden behouden.
2en aktueel beheersvraagstuk is het
jnog in beweiding nemen van de noor-
ijke Slikken van Flakkee, een gebied
ongeveer 600 ha groot. Hier ligt een
- jlangrijk deel van de Grevelingse
el ïorren, waarop een ongestoorde suk-
4j sie plaatsvindt. V an begin af aan heeft
"nelijk op het uitgestrekte plaatge-
ïlte voor het schor een „niets-doen-
ieer" plaatsgevonden. Daardoor zijn