Het Haringvliet als wetland
Tot slot
8
begin beweiding Beninger slikken
verontreinigingen in het slib verant
woordelijk zijn voor afwijkingen in het
kopskelet van muggelarven die in de
bodem leven. De aanwijzingen dat ook
organismen die hoger in de voedselke
ten staan beïnvloed worden, zijn veel
vager. Wel lijkt er enig verband te be
staan tussen de PCB-gehalten in paling
en de groei van de aalscholverkolonie in
de Bieschbosch (zie tabel 1).
De internationale betekenis van het
Haringvliet-Hollandsch Diep als wet
land berust vooral op de funktie van het
gebied voor vogels. Dit wil echter niet
zeggen dat het Haringvliet-Hollandsch
Diep in botanisch opzicht geen bijzon
dere kwaliteiten heeft.
De aanwezigheid van een flink aantal
plantesoorten van brakke milieus als
mede plaatselijke aanzetten tot sponta
ne bosvorming zijn zeker aspekten
waarmee bij het beheer terdege reke
ning moet worden gehouden.
Bij een nadere beschouwing van de
ornithologische gegevens van het Ha
ringvliet-Hollandsch Diep valt op, dat de
funktie van het gebied voor vogels
vooral die van rust- en slaapplaats is. Veel
tabel 1
1978 1979 1980 1981 1982 1983 1984 1985
PCB-gehalte in paling
(mg/kg) gegevens RIVO
0.70
0.75
0.90
0.35
0.30
0.35
0.55
aantal broedparen
aalscholverkolonie in de
Biesbosch
3 60
69
41
32
75
60
160
In 1971 werd in Ramsar (Iran) een in
ternationale konventie opgesteld ter be
scherming van waterrijke gebieden, in
het bijzonder met het oog op hun be
tekenis voor trekvogels. Bij deze zoge
naamde wetlandkonventie hebben zich
sindsdien een groot aantal landen aange
sloten. De aangesloten landen verplich
ten zich tot een „verstandig gebruik" van
alle wetlands binnen hun grenzen die
voldoen aan bepaalde kriteria en der
halve van internationale betekenis zijn.
Daarnaast is er de mogelijkheid bepaal
de gebieden bij de konventie aan te mel
den als internationaal beschermd wet
land. Van deze mogelijkheid is door Ne
derland tot nu toe slechts beperkt ge
bruik gemaakt.
Eind 1985 heeft de minister van Land
bouw en Visserij in een notitie over het
wetlandbeleid aan de Tweede Kamer het
Haringvliet genoemd als één van de ge
bieden die in de toekomst als wetlands
zouden kurmen worden aangemeld. Op
merkelijk is hierin het ontbreken van het
Hollandsch Diep in de lijst van poten
tiële wetlands. De diskussie over de
eventuele vestiging van een kerncen
trale bij Moerdijk zal hier wel niet
vreemd aan zijn.
eende- en ganzesoorten zoeken hun
voedsel hoofdzakelijk op binnendijkse
landbouwgronden, al is door de omzet
ting van verruigd rietland in grasland ook
de fourageerfunktie van de buitendijkse
schorren de laatste jaren belangrijker
geworden. De tafeleenden, waarvan er in
heid bodemdiertjes per oppervlak)
eenheid in het Haringvliet-Hollands
Diep laag is vergeleken met bijv. het Mi
kermeer. Een ander opvallend aspekt
het vrijwel ontbreken van waterplante
vegetaties.
Het is waarschijnlijk dat, door
beheer gericht op de wetlandfunktie v,
het Haringvliet-Hollandsch Diep,
waarde van dit gebied nog aanzienlijk i
toenemen.
De perspektieven voor het natuurb
houd in het Haringvliet-Hollanda
Diep zijn momenteel aanzienlijk gunst
ger dan halverwege de jaren zevent
mogelijk leek. Belangrijke gebieden zi
thans eigendom van natuurb esche
mingsinstanties en het beheer van de;
gebieden heeft al veel positieve resu
taten opgeleverd. De problematiek va
de oeverafslag is als zodanig erkend e
aan de oplossing wordt gewerkt, zij h<
dat het tempo te laag ligt.
Niet alles is echter rozegeur en mam
schijn. Ondanks recente verbeteringe
geeft de vervuiling van water en slib r
den tot grote zorg, mede omdat de lang<
termijn-effekten nog niet bekend zijn.
Andere problemen die bepaald no
niet zijn opgelost, zijnde afstemmin
van het waterpeil op de belangen van h(
natuurbehoud (mede van belang voc
het toekomstig Nationaal Park
het najar tot ruim 20.000 op het Haring
vliet verblijven, fourageren 's nachts
hoofdzakelijk op het Grevelingenmeer,
zoals blijkt uit recent onderzoek. Het
voornaamste voedselbestanddeel is daar
zeegraszaad. Het aantal vogels dat op het
water of de droogvallende slikken fou-
rageert, is relatief gering. Dat zal wel sa
menhangen met het feit dat de hoeveel
■MH
rust- en slaapplaats voor gans.
Bieschbosch), de relatie rekreatie-na
tuur, het faunbeheer en het opstellei
van beheersplannen in het kader van di
natuurbeschermingswet. Bij een aanta
van deze problemen wreekt zich het fe
dat het ekologisch onderzoek in he
Haringvliet-Hollandsch Diep aanzien
lijk achter loopt bij dat in bijv. de Greve
lingen en de Oosterschelde.