Vissen ziek door vervuild zeewater
10
Bot met huidzweren
Tl
O
In de herfst van 1984 werden 465 le
vende botten opgevist uit de Wester-
schelde tussen Hansweert en Vlissin-
gen. De netten werden ook uitgewor
pen bij Hoek van Holland en IJmui-
den. Geen enkele van de gevangen
botten, scharren en schollen was
echter bedoeld voor konsump-
tie. Het ging uitsluitend om een on
derzoek naar de mogelijke gevolgen
van zeewatervervuiling waarbij de
vis als graadmeter voor vervuiling
werd gebruikt De eerste alarme
rende resultaten werden onlangs
bekend gemaakt door het Rijksinsti
tuut voor Visserijonderzoek (RIVO)
tijdens de Noordzeekonferentie.
Hebben zeevissen te lijden van de rot
zooi die wij in hun milieu dumpen? Die
vraag is gemakkelijker gesteld dan be
antwoord. Je zou verwachten van wel,
omdat ze permanent in dat milieu rond
zwemmen en de vervuiling dus zowel via
hun voedsel als direkt uit het water, via
hun huid en kieuwen, binnenkrijgen.
Aan de andere kant zijn de koncentraties
van giftige stoffen in zeewater door ver
dunning meestal flink wat lager dan in
rivieren. Bovendien hebben vissen, ver
geleken met bijvoorbeeld mossels, het
voordeel dat ze kunnen zwemmen en
dus schoner water kunnen opzoeken.
Deze faktoren maken het onderzoek er
niet makkelijker op. Er is nog een heel
andere reden voor het feit dat de ge
zondheidstoestand van de zeevis onbe
kend is. Dat is de frisse tegenzin van de
visserij en de betrokken ministeries om
een behoorlijk onderzoek in te stellen.
Men is of was benauwd, dat bekend ma
ken van de resultaten de visserij schade
zou berokkenen. Het RIVO-onderzoek
kon pas plaatsvinden nadat daar ten
minste bij Rijkswaterstaat enige veran
dering in kwam.
Niet toevallig
De plaatsen waar het RIVO zijn netten
uitgeworpen heeft, zijn niet toevallig ge
kozen. Als de Nederlandse kustwateren
ergens vervuild zijn dan is het daar. Het
water van Schelde, Rijn en Maas komt er
in zee, er zijn lozingen uitwoon- en indu
striegebieden en stortingen van haven-
slib, gipsafval e.d. Ter vergelijking heeft
het RIVO ook gevist in de Waddenzee,
een matig vervuild gebied, en op de Oos-
terschelde en in open zee, dus schone
zoute wateren.
Het is evenmin toeval, dat men zich
op platvissen koncentreerde. Die bewe
gen zich altijd over de bodem en komen
dus het meest in kontakt met het bo-
demslib waaraan veel gifstoffen zich
Bot met vinrot
vasthechten. De bot is daarbij een soor
die vooral de brakke kustwateren be
woont. In de winter en het vroege vooi
jaar trekt hij naar dieper water voor d
voortplanting, maar daarna komt h
steevast naar dezelfde plek terug. Di
schar is een echte zoutwatervis die overa
in de Noordzee voorkomt maar waai
schijnlijk tamelijk plaatstrouw is. D(
schol mijdt evenens brak water, trekt ne
als de bot over grote afstanden naar ziji
paaigebied en blijft als hij groter is per
manent in dieper water. Na zijn derde o
vierde levensjaar is de schol dus uit df
vervuilde kustwateren verdwenen. He
zal vooral door dit gedragspatroon ziji
dat de schol ontsnapt aan schade dooi
vervuilingvan de 3700 gevangen schol
len was slechts 4% ziek, terwijl er geei
duidelijke verschillen tussen de vangst
gebieden waargenomen zijn.
Ziekten
De kans op ziekte in vervuild water is
voor de schar aanzienlijk groter, en vooi
de bot bijna onontkoombaar. RIVO-
onderzoek er Dick Vethaak illustreert
dat aan de hand van diverse visziekten
Bij de 3000 onderzochte scharren gaat
het vooral om twee huidziekten veroor
zaakt door virussen en infektie door eer
eencellige parasiet (Glugea). Een van de
virusziekten (Papilloma) komt 1,5 tot 2
maal vaker voor in het zeegebied vooi
Hoek van Holland, waar de afvalzurer
van de titaniumindustrie worden ge;
loosd. In maart '86 was bijna 9% van de f
scharren op die plaats aangetast, teger i
5% elders. De Glugea-infektie maakt
nog meer slachtoffers: ongeveer 15T
van de scharren in het vervuilde zeewatei
bij IJmuiden en Hoek van Holland, te
genover 5 tot 8% verder op zee (herfst
'83 en '84). Het echte kind van de re
kening is echter ongewijfeld de bot, re
den voor het RIVO om die soort extra
goed te bekijken. Maar liefst 9000
exemplaren zijn gekontroleerd. Van de
465 exemplaren uit de Westerschelde
hadden er 75 (=16%) kankerachtige ge
zwellen op vinnen en huid (Lympho-
cystis). In de Oosterschelde had minder
dan 5% dezelfde kwaal. Bij ^muiden en
Hoek van Holland vond het RTVO even
hoge cijfers als in de Westerschelde, inde
oudere leeftijdsklassen zelfs stijgend tot
boven 30%.
Hoe ouder de bot wordt, hoe meet
kans hij heeft om ook nog leverkanker te