In en langs de Westerschelde - rr- :r p- Westerschelde bekken Overgang naar zee Waterbewegingen 3 Q w Hootdploo I Q De belangstelling van wetenschap pers, milieugroepen en overheid heeft zich tot voor kort vooral gericht op Oosterschelde en Grevelingen. Hierdoor werd de Westerschelde tot een wat vergeten gebied, dat alleen nog als scheepvaartroute, als riool of als koelwaterleverancier in de be langstelling stond. Onterecht, wat dit boeiende gebied, verdient zeker een betere bestemming. Het is in Zeeland ons laatste (echte) estuarium. Een estuarium is een brede riviermond waar de invloed van eb en vloed merk baar is. Vanaf de sluizen bij Gent is dit goed merkbaar. Verder stroomafwaarts begint het zoutgehalte geleidelijk te stij gen doordat het zoete water gemengd wordt met zeewater. Na de Belgisch- Nederlandse grens gaat de aanvankelijk enkelvoudige stroomgeul slingeren over een brede bedding en vormt zo een ingewikkeld en zich steeds verleggend systeem van vloed- en ebscharen, zand banken en platen. De hoofdgeul wordt gebruikt door het zeer drukke scheep vaart verkeer op Antwerpen wat zowel direkt als indirekt een zeer grote invloed op het hele ekosysteem heeft. Het inter- tijdebied, bestaat uit platen, slikken en lage schorren. Het gebied dat bij vloed onder water en bij eb droog valt beslaat ongeveer 25% van de totale oppervlakte van de Westerschelde. Het gehele gebied wordt gekenmerkt door een grote mate van dynamiek en turbulentie. De voornaamste waterbe wegingen in het estuarium zijn de ge tijden en de per seizoen wisselende ri- vierafvoeren. De afvoer is in de zomer over het algemeen veel lager dan in de wintermaanden. Hierdoor wordt het zoete water minder snel naar zee afge voerd en zal het langer in het estuarium verblijven. De Westerschelde kent een regelmatig verloop van het zoutgehalte. De brakwaterzones kunnen zich ten ge volge van de wisselende rivierafvoeren en getijdebewegingen verplaatsen. Het sterkste verval in het zoutgehalte wordt aangetroffen in de zone Bath-Zandvliet. De Schelde en de Westerschelde zijn vergeleken met de andere wateren in het Delta-gebied erg ondoorzichtig. Nu is het water in een estuarium door allerlei natuurlijke oorzaken altijd al vrij troebel, maar hier wordt deze natuurlijke troe belheid sterk vergroot door een enorme belasting met afvalstoffen. De helder heid is in de rivier het geringst. Verder stroomafwaarts wordt het water, vooral door verdunning wat helderder, tot we bij de zogenaamde troebelingszone ko men. Deze zone beslaat ongeveer het gebied van Antwerpen tot de Neder landse grens en ontstaat doordat bij be paalde zoutgehalten organische deeltjes gaan uitvlokken. De uitgevlokte deeltjes blijven daar nog enige tijd zweven, maar uiteindelijk bezinkt een groot deel. Ver der naar zee wordt de helderheid steeds weer groter. Industrie langs de Westerschelde

Tijdschriftenbank Zeeland

Wantij | 1987 | | pagina 3