rs zeer milieukritisch a Milieuverstoring 7 «geweest met waarnemingen. Een an- re oorzaak kan zijn dat hier duinter- efn ontbreektonze duinstreek blijkt I ruit het soortenrijkst. Maar liefst 70% Tc n de Zeeuwse soorten is daar te vinden z e tabel 2). De verarming heeft zich over de ge ide provincie voorgedaan. Wat daarbij ipvalt is de bijna algehele verdwijning n de groep van parelmoervlinderszil- ;en maan, duinparelmoervlinder, gro- parelmoervlinder, keizersmantel en v ildparelmoervlinder. Op de keizers- antel na waren het allemaal duinbewo- :rs. De enige soort die nog wordt waar nomen is de kleine parelmoervlinder, aar ook deze is sterk teruggelopen in aantal. 3EL2 Aantal soorten Aantal soorten t/m 1980 van 1981 t/m 1983 .ntal soorten in duinstreek 42 30 tntal soorten in rest van Zeeland 39 29 chts één soort wist zich de afgelopen euw gestaag uit te breidenhet land- aartje. In de vijftiger jaren dook het dier btseling op in de duinen van Walche- i. Een verdere uitbreiding volgde intig jaar later. In 1973 zag ik het dier r iet ver van de grens in het Belgische ekene. Korte tijd later volgde de eerste aameming in Zeeuws-Vlaanderen. )aarna is de soort in Zeeuws-Vlaande- n snel gewoner geworden. In Beveland 3 het tot nu toe beperkt gebleven tot een acidentele waarneming. Het bijzondere van het landkaartje is dat het in twee kleurtekeningen voor komt, die elk in een bepaalde periode van het jaar te vinden zijn. Van eind april tot half juni vliegt de eerste generatie met een geel-bruin-zwarte tekening. De tweede generatie is zwart met een witte vlekken-tekening en vliegt in juli en augustus. De rupsen leven op brandne tel. De vlinder zoekt uitsluitend brand netels op open plaatsen in bossen of bosranden. De grondoorzaak van de achteruitgang van het totale dagvlinderbestand wordt gevormd door de verdwijning van het geschikte milieu. Wat hebben deze die ren immers nodig om te overleven Ze zijn herbivoor, dat wil zeggen dat ze voor hun ontwikkeling van ei tot pop planten nodig hebben. Vlinderwijfjes leggen hun eieren op één of meer voedselplanten. Landkaartje Klein: voorjaarsvorm. Groot: zomervorm w cn w U O O Q Koninginnepage Dit aantal voedselplanten verschilt per soort. Veel soorten zandoogjes bijvoor beeld leven van meerdere grassoorten. Maar rupsen van het icarusblauwtje wor den voornamelijk op rolklaver gevon den. De rupsen van dagpauwoog en de kleine vos leven van de bladeren van de brandnetel. Ofschoon dit heel gewone vlinders zijn, is het ook bij deze soorten bepaald niet zo dat op elke voedselplant rupsen aangetroffen kunnen worden. De kleine vos legt zijn eieren in zomen in het veld, de dagpauwoog meer in zomen langs een bosrand. Er is echter een grote overlapping. Op brandnetels in het open veld vindt men hoogst zelden rupsen van deze vlinders. Dit komt omdat vlinder wijfjes zich tijdens de eilegperiode oriën teren op de vorm van het landschap en de manier waarop planten zijn gegroe peerd. Brandnetels staan van nature niet in het open veld. Ze zijn er door overbe- mesten of branden gekomen, door het ingrijpen van de mens. Vlinders herken nen deze planten daar gewoon niet. Van een aantal vlindersoorten die nu niet meer worden gevonden, zijn de voedselplanten soms nog wel volop te vinden. Voorbeelden hiervan zijn de veldparelmoervlinder die leeft van smal bladige weegbree en de bruine eikepage die leeft van de zomereik. Een voorbeeld van een in Zeeland veel voorkomende soort is het oranje zandoogje. De rups hiervan leeft op grassen. In de maanden juli en augustus kunnen ze zo ongeveer langs elke weg of dijk worden gezien. Het vreemde is echter dat de soort verder alleen nog voorkomt in enkele geïsoleerde gebie den van Brabant en Noord-Limburg en in een gebied op de grens van Friesland en Drente.

Tijdschriftenbank Zeeland

Wantij | 1987 | | pagina 7