De Oosterschelde heeft honger '(d) Zandhonger 0 5 CO W W 2; w Essentieel in een zeearm zijn geulen, slikken en platen. De plaats en de grootte ervan liggen nooit helemaal ast. Er is een voortdurend krachten spel aan de gang waardoor erosie optreedt maar ook aanzanding en opslibbing. In een evenwichtssitua- tie blijft de totale oppervlakte aan dikken en platen konstant Door de stormvloedkering is dit evenwicht in de Oosterschelde ver broken. Het gevolg is dat platen, slik ken en schorren geleidelijk zullen worden afgebroken. Zal het zover komen dat alle intergetijdegebieden worden opgeslokt door de geulen De stormvloedkering is klaar, kompleet met een autoweg die evenveel hobbels ils lichtmasten telt. Maar iedereen die door een biologische bril naar de Oos terschelde kijkt, vraagt zich met enige ingst af hoe het ekosysteem achter de kering zich in de komende jaren zal hou den. De ingreep is tenslotte niet gering. Eb en vloed moeten zich nu door het duurste kunstgebit van de wereld per sen, dat maar 20% van de oorspronke lijke Oosterschelde-mond openlaat. Oester- en Philipsdam hebben de rivier invloed opgeheven en een groot gebied in het oosten afgesneden. Duidelijk is, dat het stromingspatroon, de voedsel- kringloop en het bestand aan planten en dieren in de Oosterschelde zullen veran deren. Hoe, op welke termijn en of er opnieuw een gezond, evenwichtig eko systeem zal ontstaan, is moeilijker te zeggen. De Roggenplaat wat blijft er van over Geomor Rijkswaterstaat en het Delta Instituut hebben verschillende onderzoeken in gang gezet naar de komende biologische veranderingen, maar de resultaten zul len nog een paar jaar op zich laten wach ten. Op één onderdeel is onlangs een voorspelling openbaar gemaakt. In het GEOMOR-rapport gaat Rijkswater staat na welke veranderingen het on derwaterlandschap zal ondergaan. Om dat de waterbodem in veel opzichten de basis is van alles wat er in de Ooster schelde leeft, is het de moeite waard de voorspelling tegen het licht te houden. Het is bovendien een onderzoeksrap port dat bij uitzondering fraai geïl lustreerd en goed leesbaar is. Een aan rader dus (op te vragen bij Rijkswater staat - Dienst Getijdewateren in Middel burg). Bij nauwkeurige lezing blijkt, dat Rijkswaterstaat in dit rapport twee ver halen en een onbekende grootheid aan elkaar geniet heeft, die niet zo heel veel met elkaar van doen hebben. Het eerste verhaal toont aan dat de Oosterschelde sinds de stormvloedkering aan een enorme zandhonger lijdt, ruim vol doende om alle platen, slikken en schor ren op te slokken. Het tweede zegt dat het mechanisme om die eetlust te bevre digen nogal gebrekkig werkt. De onbe kende is de zandimport uit zee. Hoe stevig is het nietje Anders gezegdhoe hard is de konklusie van het rapport, dat er toch niet zoveel intergetijdegebied zal verdwijnen Het grootste deel van het water stroomt een zeearm in en uit via de geulen. De grootte van die geulen blijkt overal op de wereld zelfs rechtstreeks samen te hang en met de hoeveelheid water die er door moet. De simpele, overal teruggevon den vuistregel luidt dat er door iedere vierkante meter geuldoorsnede 13 dui zend kubieke meter eb- of vloedwater stroomt. Dit is heel aardig te illustreren aan het verleden van de Oosterschelde. In de Romeinse tijd was de belang rijkste Schelde-tak nog minder dan één kilometer breed. Gedurende de Middel eeuwen breidde de zeearm zich lang zaam uit, gedeeltelijk door toedoen van menselijk ingrijpen. Bij verschillende dijkdoorbraken tijdens stormvloeden gingen grote stukken land verloren. Als gevolg van het landverlies nam het getij volume (de hoeveelheid in- en uitstro- MiooeiauRG 1 1 geuten j 1 platen en slikken 3 j De Oosterschelde in de Rom. tijd OUiUS J De Oosterschelde in de 16e eeuw O w Q Pd w H O S* Pd O O Q OP moM 1985 h l geulen j j platen en slikken De Oosterschelde in 1985

Tijdschriftenbank Zeeland

Wantij | 1987 | | pagina 5