Tekentafels
Sloehaven schoner
■n die zijn er ook wel te vinden), maar
ovallend is dat Terneuzen nu buiten
e eigenlijke Kanaalzone een oplos-
ng zoekt. Landschappelijk en plano-
)gisch is de Zevenaarpolder een
echte keus waarbij andersoortige
notieven een rol lijken te spelen. Zo is
r in de Terneuzense gemeenteraad
penlijk over gespekuleerd op deze
ïanier een goedkope stortplaatsuit-
reiding te realiserende bescherm-
oiies en de grondlaag liggen er dan al.
Hansweert is een andere gelegen-
eidsoplossing voor degenen die over-
enkomstig aloude Zeeuwse traditie
ïun afval liefst ergens goedkoop
lumpen, en er zo mogelijk nog iets aan
verhouden. Een gat zo groot als de te
empen oude Kanaaluitgang bij
lansweert is in Zeeland niet vaak te
inden. Hier kan een slordige 180.000
i3 vervuilde specie begraven worden.
)e Oosterschelde-havens Colijns-
laat, Yerseke, Zierikzee en Bruinisse
één keer gesaneerd en eventueel
ook het Goese Kanaal en Hansweert
elf. Rijkswaterstaat stelt 3,5 miljoen
beschikbaar en de gemeente Rei-
rswaal wordt 0,5 miljoen rijker
door van de andere gemeenten 5,-/
iuub blubbergeld te vragen.
Minder vergevorderd dan Hans
weert en Terneuzen is het Haven-
chap Vlissingen. Zonder konkrete
3t.rgingsplannen of ook maar inzicht
te bergen hoeveelheden heeft dit
chap alvast vergunning gevraagd om
Rammekens-schor voor dit doel in
te polderen. Soms bestaat de moge-
ijkheid om vervuilde specie niet het
and op maar het land uit te dragen.
Exporteren dus. Deze uitweg wil
Rijkswaterstaat bewandelen voor de
50.000 m'sterk vervuilde specie in het
Kanaalgedeelte ten zuiden van de
brug in Sas van Gent, zeg maar het stuk
waarin geen schepen meer naar Ne
derlandse bestemmingen varen.
Ek ben nog niet aan het eind van het
oplossingenlatijn. Al jarenlang staat in
allerlei beleidsstukken dat scheiding
van baggerspecie in een vuile slib- en
een schone zandfraktie (en zo moge
lijk reiniging van de eerste) de betere
aanpak van waterbodemvervuiling is.
Al evenlang wordt daaraan toege
voegd dat scheidingstechnieken het
stadium van de tekentafels en proef
nemingen nog niet voorbij zijn.
Tot aan deze zomer is deze mogelijke
oplossing door de voorbereiders van
de stortplaats-Terneuzen en de be-
graafplaats-Hansweert dan ook mis
kend. Hun officiële visie was „we zul
len deze mogelijkheid onderzoeken",
terwijl je in de wandelgangen kon ho
ren „eigenlijk gelooft niemand in het
land in die scheidingstechniek". Tot
op vandaag zijn er ook ambtenaren die
vinden dat de overblijvende zandfrak
tie misschien wel schoon is, maar niet
schoon mag heten. Zolang er enig slib
of organische stof in achterblijft en de
bovenbeschreven korrektiemethode
onverkort wordt toegepast, blijft de
berekende vervuilingsgraad immers
hoog. Zij hebben nog steeds niet door
dat de Belgentruc (een grens aan de
korrektiemethode) ook hier van toe
passing is. In dit klimaat hielp het wei
nig te wijzen op toepassingen elders
die zo suksesvol waren dat de schei
dingsmethode in sommige provincies
inmiddels standaard wordt toegepast
Scheidingsinstallatie baggerspecie
of te zwaaien met foto's van schei-
dingsapparatuur in normale kommer-
ciële toepassing.
Maar ziedaar, de zomer brengt een
kentering in de vorm van een rapport
waarin de hoofddirektie van Rijkswa
terstaat nieuwe richtlijnen voor de
aanpak van de waterbodemvervuiling
vastlegt. Eén van de konklusies luidt
dat scheiding een bewezen techniek is
die financieel haalbaar kan zijn als er
weinig opslagruimte beschikbaar is
en/of de baggerspecie relatief veel
zand bevat. Er zijn weinig waterbo
dems zandiger dan de Zeeuwse, dus
het perspektief is duidelijk. Over de
mogelijkheden voor reiniging van de
overblijvende slibfraktie is de hoofd
direktie overigens veel voorzichtiger,
maar ook hier geldt dat de Zeeuwse
vervuilde waterbodems doorgaans
niet bij de ernstigste kategorie beho
ren (PAK's, oftewel teerachtige stof
fen als meestal enige groep gifstoffen).
Tenminste voor proefnemingen op
praktijkschaal lijken in Zeeland alle
voorwaarden aanwezig.
Ook voor preventie, het voorkomen
van waterbodemvervuiling, bestaan in
Zeeland goede mogelijkheden. De
Zeeuwse Deltawateren zijn veel min
der een bezinkingsbekken voor bo
venstroomse vervuiling dan bijvoor
beeld Ketelmeer, Haringvliet en Hol
lands Diep. Afgezien van het Land van
Saeftinge blijft de Scheldevervuiling
ofwel achter in de waterbodem rond
Antwerpen, ofwel stroomt door naar
zee. Zelfs in het Kanaal Gent-Terneu-
zen loopt de waterbodemvervuiling
pas ten zuiden van Sas van Gent sterk
op. Veel bronnen zijn dus lokaal van
aard en door milieubewuster gedrag
binnen Zeeland te dempen. Als voor
beeld kan Colijnsplaat dienen, waar de
watersportvereniging zich aansprake
lijk gesteld heeft om de haven na de
eenmalige sanering schoon te houden,
vervuilingsbronnen opgemimd heeft,
het toezicht verscherpt e.d. Ook in de
Sloehaven is de vervuilingsgraad dui
delijk minder dan enkele jaren gele
den en moet het mogelijk zijn de bag
gerspecie in de toekomst probleem
loos naar de Westerschelde af te voe
ren.
Zeven mogelijke oplossingen
voor de waterbodemvervuiling, naar
believen te kombineren. Er zijn mi
lieuproblemen die lastiger aan te pak
ken zijn, waarmee nog niet gezegd is
dat voor dit probleem de meest ef-
fektieve, toekomstgerichte aanpak uit
de bus zal komen.