Vogeltrek langs de kust Graslanden Kreken Slotwoord Anton van Haperen is bioloog en aktief in ver schillende natuur- en milieuorganisaties in Zeeland. l-u a verspreide gegevens ook voor de bui tenstaander snel toegankelijk te ma ken. Een van de meest spectaculaire zaken van het Zeeuwsvlaamse vogelgebeu- ren is ongetwijfeld de voorjaarstrek langs de kust. De opbouw van de kust langs de zuidelijke Noordzee is zoda nig, dat er in het voorjaar stuwing van vogeltrek plaatsvindt langs de kust van Noord-Frankrijk en België (zie fi guur). Dit verschijnsel is het meest dui delijk bij Breskens, omdat de kust hier zijn meest noordelijke puntbereikt en vele vogels gedwongen worden de Westerschelde over te steken. Het op treden van deze stuwing is reeds ge ruime tijd bekend, maar pas sinds omstreeks 1980 worden systema tische trektellingen verricht. Jaarlijks wordt hier gedurende meer dan hon derd uur geteld, waarvoor de waarne mers van heinde en ver komen. De aantallen liegen er dan ook niet om. Soms passeren vele duizenden vogels per uur. Zo blijken bijvoorbeeld op 7 mei 1981 bij Breskens ca. 50.000 a 60.000 gierzwaluwen (op één dag) te zijn langsgevlogen. Het gaat bij deze trek hoofdzakelijk om zangvogels (zwaluwen, piepers, leeuweriken) en steltlopers. Maar ook andere soorten worden veel gezien, waaronder roof vogels (bruine kiekendief, torenvalk), boomvalk, smelleken etc.). Interessant zijn de gegevens over de vogels van de graslanden in Zeeuws- Vlaanderen (weidevogels, ganzen, eenden). Het graslandareaal in dit ge bied is sterk afgenomen en het geb ruik is geïntensiveerd. Dit vindt men dui delijk terug in de gegevens over de vogels. In tegenstelling tot de lande lijke ontwikkeling zijn de aantallen overwinterende ganzen in de Zeeuws vlaamse graslandgebieden sinds het midden der jaren-zestig niet toe- maar eerder afgenomen. Gerenommeerde ganzengebieden als De Putting en het Groot Eiland herbergden toen regel matig ca. 8000 kolganzen. Thans lig gen de aantallen in de orde van 3000 a 4000 vogels. De vogels hebben zich sinds die tijd wel meer over Zeeuws- Vlaanderen verspreid en komen thans op een groter aantal plaatsen voor. Iets dergelijks zien we ook bij de eenden. In het verleden overwinter den jaarlijks honderden tot duizenden smienten, wintertalingen en pijlstaar ten in laaggelegen drassige grasland De trek van vogels in het voorjaar langs de Zeeuwsvlaamse noordzeekust gebieden in Zeeuws-Vlaanderen (Put ting, Groot Eiland, Zwartenhoek, De Blikken, De Lieter). Deze vogels zijn hier sterk in aantal achteruitgegaan of verdwenen. Buitendijks, met name in het Verdronken Land van Saeftinge, zijn zij echter toegenomen. Bij de weidevogels is het opvallend dat een soort als de grutto vroeger weinig voorkwam. Ook elders in Zee land was dit een bekend verschijnsel. Met name in de jaren-vijftig en-zestig is er sprake van een duidelijke toename tot ca. 150 a 170 paar, waarbij het Groot Eiland als kerngebied fungeer de. Halverwege de jaren zeventig kwam er een einde aan deze trend. Sindsdien is de Zeeuwsvlaamse grut topopulatie weer tot ongeveer de helft verminderd. Een van de meest kenmerkende as pecten van het Zeeuwsvlaamse land schap vormen de vele grote en klei nere kreekrestanten. Het voorkomen van soorten als bruine kiekendief (ca. 50 paar), waterral (in totaal 70-80 paar), blauwborst (met 150-180 paar waarschijnlijk de grootste populatie van Nederlandillustreert de beteke nis van deze elementen voor de vogel stand. Opvallend is dat het voorko men van ernstige bedreigde soorten als roerdomp en woudaapje niet uit gesloten wordt geacht. Avifauna's zijn er in vele soorten en maten. Sommige zijn niet meer dan een opsomming van soorten en waar nemingen en andere hebben soms bijna het karakter van een landschaps- ecologische studie. In dit bonte spec trum verdient „Vogels tussen Zwin en Saeftinge" een waardige plaats. De beide natuurbeschermingsverenigin gen in Zeeuws-Vlaanderen dienen dan ook met het verschijnen van dit boek te worden gelukgewenst, het zet een voorlopige kroon op ruim dertig jaar van vogelstudie en vogelbescherming in dit gewest. Het is in dit verband zeer passend dat het boek is opgedragen aan de enkele jaren geleden overleden nestor van de Zeeuwse vogelaarsMr. T. Lebret. Hij was het immers die in de jaren 1956 en 1957 deaanzetgaf totde oprichting van de vogelwachten (thans natuurbeschermingsvereni gingen) 't Duumpje en de Steltkluut.

Tijdschriftenbank Zeeland

Wantij | 1988 | | pagina 20