De laatste schoten huiten de Westerscheldedijken
Ganzenopvang
Henk Casteleijns
Er zijn dagen dat het gevaarlijk is in het
Land van Saeftinge. Niet vanwege storm of
springtij, maar omdat er een jachtpartij
aan de gang is. Zelfs de schapenhouders
die het gebied ais hun broekzak kennen,
blijven er dan liever buiten.
Beheer heeft sukses
Plezierjacht
Henk Castelijns is lid van de natuurbescher-
mingsvereniging „De Steltkluut".
De lagers
veijaagd
i
E
■r zijn slechts twee houders van
een jachtvergunning voor Saeftinge,
één individu en een vier man sterke
jachtvereniging. Maar ze mogen wel al
hun vrienden meenemen. Zo krijgt
het grootste Zeeuwse schorrengebied
in het jachtseizoen vrijwel wekelijks
bezoek van enkele tientallen geweer
dragers. Doorgaans komen ze met een
rijke buit temg. Meer dan 100 ganzen
en eenden is beslist geen uitzondering.
Afgaand op de nummerborden van
hun auto's is het land van Saeftinge tot
inFrankrijkvermaardals jachtgebied
Het vorige Wantij-nummer maakte
melding van een plan „Ganzenopvang
in Zeeland". Volgens dat plan zullen
gebieden worden aangewezen waar
ganzen ongestoord kunnen fourage-
ren (grazen), terwijl ze uit andere ge
bieden verjaagd mogen worden. De
bedoeling is om de schade die ganzen
op agrarische percelen aanrichten, op
deze manier te beperken. Voor enkele
grazende eendesoorten (smient en
wilde eend) geldt hetzelfde. Dit plan
valt of staat met het stopzetten van de
jacht in de opvanggebieden. Wordt er
in een opvanggebied gejaagd, ook al is -
het niet op ganzen of eenden, dan
zullen de ter plaatse aanwezige vogels
immers uitwijken naar landbouw
grond. Zo telden Steltkluut-leden be
gin december in Saeftinge 12.500 kol-
ganzen en in de omgeving van de Put
ting (bij Kloosterzande) 3000. Na in
tensieve bejaging was de situatie een
week later juist omgekeerd. In de pol
ders tussen Kloosterzande en Saef
tinge verbleven 14.500 kolganzen en
in Saeftinge slechts 2500. Jacht vanaf
het water, die nu nog in verreweg het
grootste deel van de Westerschelde
toegestaan is, heeft hetzelfde effekt.
Rietgans ais lokvogel
Drooggevallen
plezierjacht
van waaruit de
„plezierjacht"
kan beginnen.
Eén ding is zeker, watervogels in bui
tendijkse gebieden (schorren en wa
ter) kunnen geen landbouwschade
aanrichten. Jagen is hier niet alleen
kortzichtig omdat overlast voor land
bouwers daardoor juist toeneemt, het
is ook ontoelaatbaar vanwege de vo
gels zelf. Ze kunnen uiteraard direkt
het slachtoffer worden. Voor veel
meer vogels gaat fourageer- en rusttijd
verloren. Het heen en weer vliegen
vergt veel kostbare energie, wat de
konditie van de vogels aantast.
Sinds 1981 wordt in het Land van
Saeftinge met overheidsgeld een be
heer uitgevoerd dat voor grazende wa
tervogels uiterst aantrekkelijk is.
Door de schorren te beweiden met
schapen is de verruiging terugge
drongen ten gunste van grazige vege
taties. Dit beheer slaat duidelijk aan. In
de winters van 1980-1983 overwinter
den er 500-1000 grauwe ganzen, nu
zijn het er meer dan 10.000. Het aantal
kolganzen is eveneens toegenomen
van 1000-3000 vóór 1984 (inciden
teel) 7000 en sindsdien 5000 a 7000,
met uitschieters boven de 10.000.
Voor de ganzen zijn naast Saeftinge
vooral de Hoge Platen bij Breskens
van belang als slaapplaats, terwijl de
Westerschelde als geheel een enorme
betekenis heeft voor ruiende, door
trekkende en overwinterende stelt
lopers en eenden.
Een handvol jaren geleden werd in de
Oosterschelde even vrolijk gejaagd als
nu nog in het Westerscheldegebied.
Dat is veranderd sinds het „Beleids
plan Oosterschelde" de jacht, anders
dan uit beheersoogpunt, aftvees. In de
praktijk komt het erop neer dat niet
meer op watervogels wordt gejaagd,
maar zonodig wel op bijvoorbeeld
konijnen op dijken.
Momenteel wordt voor de Wes
terschelde een vergelijkbaar „Beleids
plan" opgesteld. In 1987 is ter voorbe
reiding al een „Uitgangspuntennota"
verschenen, maar daarin staat een
dubbelzinnig standpunt over de jacht
dat lang niet zo ver gaat als het beleids
plan Oosterschelde.
Dezelfde tweeslachtigheid is inhet
beleid voor het Land van Saeftinge,
aanwezig. Omdat dit gebied onder de
Natuurbeschermingswet valt, hebben
jagers een vergunning nodig van het
zelfde ministerie van Landbouw (af
deling NMP), dat bijdraagt in het na
tuurbeheer van Saeftinge en dat Saef
tinge als één van de belangrijkste gan-
zenopvanggebieden beschouwt.
Toch heeft de afdeling NMF tot nu toe
steeds een jachtvergunning verleend.
Of het gebied nu wel of niet onder de
Natuurbeschermingswet valt, een ja
ger of jachtvereniging moet in ieder
geval beschikken over een jachtkon-'
trakt. De Dienst der Domeinen geeft
die uit, als eigenaar van het gebied,
normaal voor perioden van zes jaar. In
maart van dit jaar lopen enkele be
langrijke kontrakten af, namelijk voor
Saeftinge en voor de jacht rond de
Hoge Platen.
Het komt er dus dit voorjaar op
aan. De hele natuurbescherming
loopt te hoop om nu een eind te ma
ken aan de pure plezierjacht die niet
te verenigen is met de grote vogel
waarden van de Westerschelde. Een
duidelijk afwijzend standpunt in het
Beleidsplan, geen jachtvergunning
meer voor Saeftinge en beëindiging
van de jachtkontrakten is het doel. Er
is geen argument te bedenken waar
om voor de Westerschelde een ander
jachtbeleid gevoerd moet worden dan
in de Oosterschelde. A