M
Te warm koelwater
kolencentrale
Wouter ledema
Bruut, meedogenloos en snel is het
voormalige getijdegebied aan de oostzijde
van de Oosterschelde ontmaagd.
Kort na het wegvallen van het getij is het
nog zoute water in recordtempo
vervangen door zoet water uit het Hollands
Diep en de Brabantse rivieren.
Met het zoete water zijn daarentegen
ook nieuwe levenskiemen geplant in de
schoot van het Volkerak-Zoommeer.
Om tot een harmonieus geheel te kunnen
opgroeien is echter zorgvuldige
begeleiding nodig.
Gunstig begin
van
hebben daarop geen invloed.
De adviseur van de Raad van
State (Ministerie van VROM)
vond datTotal albij de bouw van
deze hydrocracker maatregelen
tot verdere beperking van de
luchtverontreiniging had
moeten nemen in de vorm van
het plaatsen van een zgn. „tail-
gas-unit", waarmee de S02-
uitworp met 200 kg/uur kan ver
minderen.
De ZMF wil dat de verbete
ring in ieder geval wordt voorge
schreven via een gewijzigde
vergunning. Daarnaast zal Total
veel verder terug moeten met
haar huidige S02-uitworp die
sinds 1 januari 1986 nog 1700
kg/uur mag bedragen volgens
de geldende rijksregeling.
Verdergaande rookgasreiniging
dus, zowel op de hydrocracker
als op de andere bestaande
installaties.
Met de electriciteitscentrales in
Borsele loost de PZEM koel- en
afvalwater op de Westerschelde.
De vergunning daarvoor is al
van 21 maart 1984. Naast een
aantal andere bezwaren heeft de
ZMF toen beroep aangetekend
tegen de grote temperatuur
stijging in het koelwater
systeem.
De ZMFwildatdemaximale
opwarming van het uit de
Westerschelde ingenomen
koelwater niet meer dan 10°C
mocht bedragen en maximaal
een temperatuur van 30°C
mocht bereiken. Dat stemde
overeen met de richtlijnen van
de Commissie Koelwater
Normen uit 1983. Wordt daar
niet de hand aan gehouden dan
zou met name in de zomer
maanden door het lozen van
koelwater met een tempera
tuurstijging van 14°C in de
kolencentrale Borssele, een ver
storing van het biologisch
evenwicht in het milieu van de
Westerschelde kunnen optre
den. De temperatuur van het
ontvangende Westerschelde-
water zou ter plaatse dan boven
de landelijke norm van 30°C
uitkomen, zodra de tempera
tuur van het ingenomen koel
water boven de 16°C ligt. Uit
onderzoek was al bekend dat
veranderingen of effecten van
thermische verontreiniging al
waarneembaar zijn vanaf een
verhoging van 2°C.
Het resultaat van de ZMF-
activiteiten is geweest dat
de Kroon eind december
1988 heeffbepaald dat de
vergunning moet worden
gewijzigd, zodanig dat de
temperatuur van het te lozen
koelwater van de kolencentrale
Borssele niet meer mag bedra
gen dan 30°C en dat de PZEM
daarmee rekening moet houden
bij de maximale temperatuur
stijging van 14°C in het koel
watersysteem.
Aktief beheer van
het Volkerak
en Zoommeer
1 I et het water van het Hollands
Diep en de Brabantse rivieren als bron
nen is het nog prille Zoommeer vat
baar voor verontreiniging en overbe
mesting. Dit verhaal gaat over overbe
mesting, oftewel eutrofiëring. Veront-
reiniging is een verhaal op zichzelf.
Overbemesting is van doorslaggevend
belang voor de natuurontwikkelingen
in het meer. Zonder maatregelen zal
het water van het meer groen en troe
bel worden, zullen waterplanten nage
noeg afwezig zijn, zal de visstand wor
den gedomineerd door brasem en er
zal van tijd tot tijd zuurstofloosheid
optreden. Dit is nu de situatie in de
meeste Nederlandse zoetwaterme-
ren, maar vormt een weinig aantrekke
intrede. Opmerkelijk is het voorko
men van de snavelruppia, een vrij zeld
zaam soort die zich vooral thuisvoelt in
zwak brakke gebieden. Toch is de drei
ging van eutrofiëring reeds sluime
rend aanwezig. De fosfaatgehaltes zijn
hoog en in de nazomer verschijnen
plaatselijk drijflagen van blauwalgen
(microcystis). De verklaring voor deze
onverwacht gunstige ontwikkelingen
moet ten dele gezocht worden in het
nog prille ontwikkelingsstadium van
Het Volkerak-Zoommeer.
Er is nog geenszins sprake van een
evenwichtig, stabiel ecosysteem. Zo is 1 5
b.v. de visstand nog volop in ontwik
keling. In 1988 zijn jonge snoekbaars
en baars relatief sterk vertegenwoor-
lijk beeld en is zeker onwaardig aan de
na latenschap van de Oosterschelde.
In 1988 blijkt van eutrofiëring nog
maar weinig. HetwaterisvoorNeder-
landse begrippen ongekend helder
(tot bijna 4 m zichtdiepte) en de eerste
waterplanten doen schroomvallig hun