E
Opnieuw beginnen
Albert Groenendijk
Het merendeel van de nu permanent
drooggevallen gronden in het Zoommeer
en langs de Eendracht zijn als
natuurmonument onder de werking
van de Natuurbeschermingswet
gebracht.
Op dit moment zijn plannen in de maak voor
natuurontwikkeling en beheer.
Nu is de tijd daar om de ontwikkelings
mogelijkheden van deze gebieden op een
rijtje te zetten.
Beheer en inrichting
Wettelijke status
Konflikt natuurfunktie en
medegebruik
Ontwikkeling natuurwaarden
Zoommeer en Eendracht
en groot zoetwaterecosysteem
zoals dat nu is ontstaan door de bouw
van de Oesterdam en de Philipsdam is
een nieuw gegeven in het Deltagebied.
De huidige uitgangssituatie biedt
goede mogelijkheden om een deel van
de verloren oorspronkelijke natuur
waarden te compenseren. Zoommeer
en Eendracht vormen tezamen met
het Krammer-Volkerak een groot
aaneengesloten gebied waar uitsteken
de ontwikkelingsmogelijkheden zijn
voor een veelheid aan levensgemeen
schappen. Om dit tebereiken moet bij
de inrichting en het beheer van de
gebieden gestreefd worden naar het
tot ontwikkeling komen van een
oecosysteem met een zo hoog moge
lijke kwaliteit.
Voor de ontwikkeling van de na
tuur op de drooggevallen gronden zijn
verschillende hoofdrichtingen moge
lijk, globaal aan te duiden als de land
schapstypen bos, parklandschap, gra
zig gebied, moeras en halfmoeras.
Naast een aantal bodemfaktoren en
het reliëf, bepaalt vooral het beheer de
richting waarin de natuur zich ont
wikkelt. Zo zal bij een intensieve be-
grazing een open, voornamelijk uit
grassen bestaand landschapstype ont
staan, terwijl bij ontbreken van begra-
zing uiteindelijk natuurlijke bosvor-
ming plaatsvindt.
Zo ver is het natuurlijk nog lang niet.
In het Zoommeer zijn alleen onbe
groeide slikken en platen (160 ha)
drooggevallen. Langs de Eendracht
zijn twee restanten schorregebied (60
ha) nu permanent droog. De vegetatie
in de gebieden heeft tijd nodig zich te
ontwikkelen. Op de reeds begroeide
schorren verdringen naarmate de
ontzilting vordert, nieuwkomers de
oorspronkelijke schorreplanten.
Vaak is er al enige jaren na droogvallen
een hoogopschietende vegetatie van
ruigtekruiden aanwezig met wilgen
en vlierstruwelen. Sommige schorre
planten kunnen het in de nieuwe situ
atie nog tientallen jaren volhouden.
Op de kale slikken en de platen
moet de vegetatie-ontwikkeling na de
afsluiting nog helemaal op gang ko
men. Dit vergt natuurlijk tijd. De
meeste slikken zijn op dit moment
sporadisch begroeid met zeekraal,
schorrekruid en schijnspurrie. Hier en
daar vestigen zich akkeronkruiden als
perzikkruid en akkerdistel.
Hoewel de vegetatie-ontwikkeling dus
nog maar net op gang is gekomen, is
het nu ai zaak om met een beheersplan
te komen voor het gehele gebied. Ook
kan men niet al te lang wachten met
het uitvoeren van de beheersmaatre
gelen. Het is bekend dat vroeg ingrij
pen de beste kansen geeft op de ge
wenste vegetatieontwikkeling op
midden en lange termijn. Dit beheer
moet gericht zijn op een optimale na-
tuurfunktie van het gebied voor een
groot aantal diergroepen.
Rekreatief medegebruik van de
drooggevallen gronden en de oever
zones kan alleen worden toegestaan
als dit geen belemmering veroorzaakt
voor de ontwikkeling van de natuur-
funkties. Zo nodig zullen extra beper
kende maatregelen uitgevoerd moe
ten worden bij konflikten tussen de
natuurfunktie en het medegebruik.
In tegenstelling tot het Krammer en
Volkerak is er voor het Zoommeer
(inclusief de gronden langs de Een
dracht) formeel geen beleidsplan op
gesteld. Wel is er een Inrichtings- en
Beheersplan voor het Zoommeer ge
maakt door vertegenwoordigers van
het rijk en van de betrokken provin
cies en gemeenten. De ontwikkeling
van natuurwaarden behoort hierin na
drukkelijk tot één van de hoofddoel
stellingen en droogvallende gronden
zijn aangeduid als natuurgebied. Gro
te delen van het gebied zijn inmiddels
aangewezen als Beschermd Natuur
monument of als Staatsnatuurmonu-
ment zodat de natuurfunktie daarvan
bescherming geniet.
Momenteel is de Natuurvereniging
Tholen in de slag met Rijkswaterstaat
om voorzieningen te treffen ter ver
mindering van de rekreatieve druk op
een deel van de Speelmansplaten. Het
gebied, een smalle strook langs de
Oesterdam, is van groot belang als
hoogwatervluchtplaats voor steltlo
pers uit het aangrenzende intergetij-
dengebied. Aan de noordwestzijde
sluit het aan op een ten behoeve van de
bovenlokale dagrekreatie in te richten
gebied. Gevreesd moet worden dat
zonder extra beschermende maatre
gelen de natuurfunktie van het gebied
sterk te lijden zal hebben van de ef-
fekten van de rekreatie. A