Geertje van der Krogt Pleidooi voor een goed beheer van de polderdijken Verscheidenheid Oude polderdijken vormen in heel Zeeland een karakteristiek onderdeel van het landschap. Door de dijken op een goede manier te maaien of te beweiden kunnen ze een grote verscheidenheid aan planten en dieren herbergen. Zorgvuldig beheer van de dijken betekent een belangrijke bijdrage aan behoud en herstel van de Zeeuwse natuur. Beheer Iergroene skelet van Zeeland W as men in de twaalfde eeuw niet begonnen met het bouwen van dijken, dan hadden de polders waarin wij wonen nu niet bestaan. De dijken vormen het groene skelet van Zee land. Groen, omdat ze als grazige, soms met bomen beplante linten het polderland doorkruisen. Alleen groen, omdat vaak door intensieve be weiding en bemesting „groene woes tijnen" zijn ontstaan, beemd-raaigras- j| weiden. Het laten liggen van maaisel en afbranden van plantengroei bevor dert de groei van hoogopgaande stik- stofminnende ruigtekruiden, zoals rietzwenkgras, kweek, brandnetel, braam, akkerdistel en kleefkruid. Vroeger is de rijkdom aan soorten veel groter geweest en bloeiden de dijken in vele kleuren. Typerend voor de Zeeuwse dijken waren marjolein, agrimonie en smalbladig kruiskruid, die er ruimschoots vertegenwoordigd waren. Nergens waren donderkruid, glad parelzaad en heelblaadjes zo al gemeen als op Zuid-Beveland. De dijken hebben van oudsher een enorme verscheidenheid aan vegeta tietypen die samenhangt met hun structuur en ligging. Diverse factoren zijn van invloed, zoals de ligging ten opzuchte van de zon (expositie), de hellingshoek van het talud (inclinatie) en de samenstelling van de bodem. De dijken werden doorgaans gebouwd van zand of klei uit de omgeving. Deze grondsoorten hebben verschillende eigenschappen. Een zandbodem droogt eerder uit en voedingsstoffen en kalk spoelen er makkelijker uit. Aan de kruin gebeurt dat in sterkere mate dan aan de voet. De landkant van de dijken werd en wordt minder beweid en gemaaid dan de zeekant omdat de landkant veel steiler dus moeilijker te bereiken is. Dat heeft grote invloed op de planten groei. De hoeveelheid zon die een hel ling krijgt hangt af van de richting waarin de dijk loopt. Ook dat heeft invloed op de plantengroei. Dijken zonder verharde weg op de kruin zijn in het algemeen mooier dan dijken met zo'n weg, die vervuiling door uit laatgassen, pekel en zwerfvuil met zich mentale grenslinden het landschap. Deze markeerden de grens tussen grondgebied van verschillende eige naren. Omdat ze lang dienst moesten doen koos men een ras dat lang stand houdt. Sommige grenslinden zijn meer dan 150 jaar oud. Een nadeel van beplanting met bomen en struiken is dat deze veel zon wegnemen, waardoor de groei van warmteminnende soorten als marjo lein belemmerd wordt. Het afgevallen Grote Dijk bij Heinkenszand. meebrengt. Vroeger waren de dijken met al lerlei soorten bomen en struiken be plant, zoals essen, iepen, linden, mei doorns, populieren en wilgen. Door bacterievuur in de meidoorns, iep ziekte en de naoorlogse aanplant van grote aantallen populieren voor de houtproduktie is de beplanting veel eenzijdiger geworden. De laatste jaren brengt men er opnieuw meer variatie in. Hier en daar verfraaien monu blad zorgt in het najaar voor orga nische mest die voedsel in de bodem brengt, wat ongunstig is voor de ver scheidenheid aan plantesoorten. De factor die de Zeeuwse dijkvege- taties het meest beïnvloedt is het be heer. Door beheersmaatregelen kan men de ontwikkeling van een vegeta tie grotendeels „sturen". In vroeger jaren liepen er op de dijken schaapherders met hun kuddes

Tijdschriftenbank Zeeland

Wantij | 1989 | | pagina 5