Schelde ekologisch rampgebied Een nostalgische hlik achterom Valleien en oevers José Lemmen De Schelde toen en nu, een wereld van verschil. Waar eens otters en zeehonden achter scholen vis aan jaagden is nu zelfs geen vis meer te vinden. De herinnering aan de rijke dieren- en plantenwereld die zich in en om de Schelde ontwikkelde is pijnlijk maar leerzaam. Het beeld van zeehonden en bruinvissen die gedijen in de Westerschelde is behalve een nostalgische blik achterom ook een belangrijk toekomstperspektief. Zeehond, otter en vis terug in de Schelde Zeehonden en bruinvissen Visserij e Schelde is een unieke rivier. Ze heeft een sterke getijdebeweging die bij vrijwel alle andere grote Europese rivieren ontbreekt. Het getijverschil stuwt het zoete water zelfs tot in Gent op. Uitgestrekte velden riet en dotter bloemen met veel zangvogels als blauwborst en rietzanger zijn in het zoetwatergetijdegebied te bewonde ren. Op de hoge gedeelten van de slik ken staan van nature biezensoorten. De driekantige bies, mattenbies en ruwe bies zijn helaas door de slechte waterkwaliteit verdwenen. Voor wa tervogels zijn de zoete slikoevers be langrijk als voedselgebied. We zien er onder andere veel kievitten en bonte strandlopers. Sinds de afsluiting van de Biesbosch is het meest uitgestrekte zoetwaterge tijdegebied van West-Europa te vin den langs de rivier de Schelde. Ver derop ligt het grootste brakwater schor van West-Europa, het Ver dronken Land van Saeftinge. De Schelde kan niet los gezien wor den van haar oevers en het land dat er omheen ligt. Als het vroeger stevig regende of bij stormvloeden, stroom de de Schelde over. In het stroomge bied van de Schelde waren daardoor veel vochtige valleien aanwezig, die de boeren als hooiland gebruikten. In de loop der tijd nam de mens de Schelde steeds meer in de tang. De grillige Scheldeloop met zijn karakte ristieke landschap en bijhorende fau na en flora is teruggedrongen tot en kele sporadische onderbrekingen van metershoge dijken. Door de kanalise ring van de Schelde zijn er ten zuiden van Gent slechts smalle onnatuurlijke oevers te vinden. Vroeger ontwikkel den zich daar nog waterplanten en rietvelden en paaiden vissen in oude rivierarmen en luwtes. De natuur betaalde een hoge prijs voor de waterbeheersingswerken, de vochtige hooilanden met hun unieke vegetatie verdroogden door de aanleg van hoge dijken en pompgemalen. Het afgrendelen met sluizen en dam men van sloten, beken en grachten, die vroeger een geheel vormden met de Schelde, bleek fataal voor migre rende vissoorten. tot Gent werden rond die tijd zeehon den waargenomen. De bruinvis is sinds de zestiger jaren verdwenen uit de Westerschelde, de zeehond wordt nog incidenteel waar genomen. De Zeeuwse en Zuid-Hollandse wa teren zijn samen met de Waddenzee ontzettend belangrijk voor de Zee hond. Zuidelijker dan Zuid- Neder land komen ze nauwelijks voor. In Nederland komt eenvierde tot een vijfde van de totale wereldbevolking van de gewone zeehond voor. De Westerschelde is van nature een heel geschikt gebied voor zeehonden en de aan dolfijnen verwante bruin vissen. Niet zo lang geleden kwamen ze er nog algemeen voor. In 1929 konden er 160 zeehonden worden geteld bij de zandplaten in de Westerschelde. Zelfs in 1952 gaf de Dienst der Visserijen nog melding van zo'n 120 dieren. In het Verdronken Land van Saef- tinghe getuigt de naam "zeehonde plaat" ervan dat de dieren tot diep in de Westerschelde voorkwamen. Zelfs Zijn woongebied in de Westerschelde is danig verpest. Er zijn metingen uit gevoerd aan bodemdieren, waaruit blijkt dat de hoeveelheid PCB's zo hoog zijn dat gevreesd moet worden voor ziekten en een vermindering van de voortplanting van de zeehond. De bescheiden aktiviteit van garna- lenvissers is in feite het enige dat van de visserij op de Westerschelde is overgebleven. De Zeeuwse vissers vissen nu op de Noordzee.

Tijdschriftenbank Zeeland

Wantij | 1990 | | pagina 20