S.O.S voor de otter
Belangrijke kinderkamer
De Schelde weer tot leven
Die waren toen nog te eten
Westerschelde 1940-1950
In het begin van deze eeuw was
de otter een gewone verschij
ning in de Scheldevallei. Behalve
de Schelde zelf vormden de vele
oude rivierarmen en de sloten in
de vochtige oevergebieden een
ideaal biotoop voor dit prachtige
dier. In de jaren zestig kwam de
otter nog voor in de omgeving
van Oudenaarde, Zwalm, Berla-
re, Dendermonde en Bornem.
Na 1970 werd de otter nog maar
zelden waargenomen. De kanali
sering van de Schelde, het afslui
ten van grachten en sloten en de
toenemende watervervuiling
werden het dierfataal. Het voort
bestaan van deze soort in de
Scheldevallei is uitermate kritiek.
In vroeger tijden betekende de visserij
meer. Tot voor de tweede wereldoor
log zwommen nog zo'n veertig soor
ten vissen de Schelde op. Anderhalve
eeuw geleden was de vangst en kweek
van paling, bot, haring en zelfs sar
dien en ansjovis een winstgevend be
drijf. Dorpen als Mariakerke en Sint-
Amands (nabij Gent) leefden nog tot
in de eerste helft van deze eeuw gro
tendeels van de visserij
Nu komen zoetwatervissen niet meer
permanent in de Schelde voor. Het
zuurstofgehalte is op de meeste plek
ken veel te laag. Eigenlijk zou er vol
op Snoek, Baars en Paling voor moe
ten komen. Ook typische trekvissen
zoals Steur, Elft, Houting en Zalm
zijn reeds lang uit de Schelde verdwe
nen.
In jaarverslagen van het Bestuur der
Visserijen op de Zeeuwse Stromen
komen in de dertiger jaren takken van
visserij en vissoorten voor, waar we
nu vreemd van opkijken. Zo was er
op de Westerschelde sprake van een
niet onaanzienlijke visserij op mos
selzaad. In 1932 werd 202.204 ton
mosselzaad opgevist en elders uitge
De milieuorganisaties vroegen tijdens
de Scheldeloop om een herwaarde
ring van de grote landschappelijke sa
menhangen in de Scheldevallei met
het herstel van eep duurzame natuur.
Het gaat om de Schelde, haar oevers,
zijrivieren en beken, het totale
stroomgebied.
zaaid. In de nu afgesloten Braakman
waren in 1952 nog verwaterplaatsen
voor mosselen en werden oesters op
geslagen in een put bij Terneuzen en
in de spuikom van Philippine. Nu is
het cadmium-gehalte in mosselen uit
de Westerschelde zeven maal hoger
dan in de Oosterschelde. Bij mosselen
uit de omgeving van Terneuzen ligt
het gehalte maar net onder de grens
waarboven groeiremming optreedt.
De huidige waarde van de Wester
schelde voor de visserij mag niet afge
meten worden aan het kleine aantal
visserschepen. De Westerschelde is
nog altijd een belangrijke kinderka
mer voor jonge garnaal en tong.
De vraag of de betekenis van de Wes
terschelde voor de garnalenvisserij is
teruggelopen lijkt ondanks het ont
breken van vergelijkbare vangstgege-
vens met ja te moeten worden beant
woord. Dit op grond van imponeren
de jaarvangsten van garnalen in de
dertiger jaren, van miljoenen kilo
grammen consumptie- en pufgarna-
len, en de magere garnalenstand van
tegenwoordig. Als belangrijkste re
den voor het teruglopen van de garna
lenstand dient in de eerste plaats te
worden gedacht aan waterstaatkundi
ge werken zoals het afsluiten van de
Braakman en het voortdurend uit
baggeren van de Westerschelde.
Wil de natuur in het Scheldegebied
weer kans krijgen dan zal eerst en
vooral de waterkwaliteit moeten ver
beteren. Dat betekent maatregelen bij
industrie, landbouw, scheepvaart en
huishoudens. Maar ook een bescher
ming en zelfs ontwikkeling van na
tuurgebieden in de Scheldevallei.
Belgische, Nederlandse en Franse na-
tuur- en milieuorganisaties willen dat
de Schelde weer tot leven komt.
Zeekers (strandgapers) steken
werd in Zeeland niet gedaan.
Toch zaten er voor het schorretje
van het Hellegat genoeg en ver
schillende buren zag je in de win
termaanden geregeld met de
riek erop uit trekken om er te ha
len. "Ik heb ze ook nog wel gaan
steken," zegt Ed Steijns uit
Kloosterzande. "Er zaten er toen
veel in de omgeving van Wal
soorden, maar vandaag de dag
zijn ze er weg. Kreukels (alikrui
ken) raapten we toen tussen D'n
Dam van t'Ouw 'Oofd' en Wal
soorden. Ik denk dat die er nog
wel zitten, maar om nou te zeg
gen dat ik ze nog zou durven
eten..." Wat bij ons ook wel ge
daan werd", vervolgt Ed Steijns,
dat was vissen met een kruisnet
op schardijn (sardientjes). Je
ging dan bij opkomend water op
de glooiing staan en verder was
het maar van laten zakken en op
halen. Dikwijls haalde men in een
keer tien, twaalf sardientjes te
gelijk op en soms lag er ook nog
wel eens een bot of een paling
op het net.
"Wij hadden hier schor volop,
daar lag het niet aan," zegt Ri
chard Bleijenberg uit Nieuw-Na-
men, die zowat zijn hele leven in
Saeftinghe heeft doorgebracht
"maar lamsoor snijden en zee
kraal om te eten? Nee, wij niet.
De enige die ik dat heb weten
doen was Ree de Waal, een oude
bovenmeester. Die leverde dat
aan het ziekenhuis in Hulst. De
nonnekes daar gaven dat te eten
aan mensen met kalkgebrek,
mensen met gebroken benen en
zo." Nu bevat het lamsoor en
zeekraal zoveel cadmium dat
eten afgeraden wordt, toen werd
het gebruikt ter genezing.
"Weet je wat vissers hier ook al
tijd meebrachten naar huis?"
vraagt Richard Bleijenberg. "Een
paar flessen 'zeewater', water uit
de Westerschelde dus. Het werd
gebruikt om ontstekingen en
zweren mee te behandelen. En
reken erop dat het een prima re
medie was. Het zou nu anders
zijn! Nu zou je er zweren van krij
gen!"