DOW start vuile produktie zonder vergunning ZMF in hoger beroep Uitspraak in Sopar-zaak teleurstellend Stortbeleid Midden-Zeeland remt afvalpreventie en hergebruik het verzoek van de ZMF en Natuur en Milieu door de Raad van State vernietigd. Omdat dit geen reden is voor de Belgische overheid om af te zien van baggerwerkzaamheden, heeft de ZMF aan Rijkswaterstaat gevraagd tegen deze illegale situatie op te treden. Hierop heeft Rijkswaterstaat met een gedoogbeschik- king geantwoord. Dat wil zeggen, dat in dit geval onder voorwaarden wordt afgezien van het optreden tegen een onwettige aktiviteit. Niet alleen de voorwaarden waaronder de Belgische overheid mag baggeren zijn naar ons oordeel ontoereikend, ook de gedoogbeschikking is aanvechtbaar. Onze zuiderburen mogen de opgebaggerde specie in de bestaande stortvakken verspreiden zonder dat er beperkingen zijn aangegeven ten opzichte van de kwaliteit van de specie. Vuile specie komt daarmee opnieuw in het water met alle schadelijke gevolgen voor het Westerschelde- milieu. Rijkswaterstaat vindt het gedogen in dit geval onontkoombaar. Die opvatting zegt zij te ontlenen aan het door haar geformuleerde gedoogbeleid. Rijkswaterstaat vindt, dat optreden onredelijke gevolgen heeft. Ook beginselen van behoorlijk bestuur zouden in het geding zijn. De ZMF bestrijdt dit. De dreigende onredelijke gevolgen waren voor de Belgische regering te voorzien. Al in 1988 heeft de minister van Verkeer en Waterstaat de Belgen gezegd, dat het snel afgelopen moet zijn met het vervuilen van de Schelde, anders heeft het gevolgen voor de vergunnigverlening. Door niets aan de sanering van vervuilende bronnen te doen hebben de zuiderburen zichzelf in de netelige situatie gemanoevreerd. Verder is er in dit geval geen sprake van gewekt vertrouwen of een plotselinge beleidswijzi ging, vanwege de ministeriële waarschuwing, dat de bestaande onduldbare situatie niet kon voortduren. De gedoogsbeschikking en de voorwaarde in de gedoogbeschik king deugen niet. Daarom hebben de ZMF en de Stichting Natuur en Milieu om tussenkomst van de Raad van State gevraagd. DOW Benelux mag van het provinciebestuur van Zeeland de ethylbenzeenfabriek 4 en de styreenfabriek 4 in gebruik nemen, terwijl de procudure die een vergunningaanvraag moet doorlopen nog niet is afgerond. De vergunningaanvraag is naar het oordeel van de ZMF volledig in strijd met de kenmerken van een duurzame ontwikkeling en het Zeeuwse Milieubeleidsplan. Bij de produktieprocessen van de twee fabrieken gaat het om stoffen die zo schadelijk zijn voor mens en milieu, dat er landelijk een scherp beleid is geformuleerd om te voorkomen, dat deze stoffen in het milieu komen. Het Zeeuws Milieubeleidsplan (ZMP) zegt over zulke zwarte en grijzelijststoffen, dat ingrijpende reduktie van uitworp van die stoffen moet worden gerealiseerd vóór het jaar 2000. Zo moet de benzeenemissie met 97% terug en de etheenuitworp zal ook drastisch dienen te worden gereduceerd. Uit de stukken blijkt echter, dat de uitworp van etheen slechts met 0,25% en die van benzeen maar met 7,5% daalt. De vraag is dan ook aan de orde of gezien het geformuleerd beleid een dergelijke vergunning wel geaksepteerd moet worden. In dit licht is het slecht te verteren, dat het provinciebestuur voordat de vergunningprocedure is afgewikkeld, DOW het sein op groen geeft. De argumentatie is onder meer, dat termijnen voor vergunningaanvragen niet zijn gehaald en dat het niet tijdig door kunnen gaan van het projekt voor DOW een onevenredig nadeel met zich zal brengen. Ook neemt de provincie in haar overweging mee, dat DOW een kontrakt heeft gesloten met Shell over de levering van styreen, dat bij vertraging van het projekt niet kan worden nagekomen. Ook de inspekteur milieuhygiëne in Zeeland vindt het gedogen van deze zaak geen probleem. Wat blijkt is dat het provinciebestuur maar ook inspektie milieuhygiëne meer lijken te hechten aan fabrieksplannen en allerlei kontrakten van DOW, dan aan het belang van een goede vergunningenprocedure. We zijn hiermee bestuurlijk op een hellend vlak gekomen. Eind april zat de ZMF samen met de Stichting Natuur en Milieu en de Stichting Reinwater in de rechtszaal te Middelburg. Samen met genoemde organisaties en de Stichting Het Zeeuwse Landschap was een kort geding aangespannen tegen het Belgische bedrijf NV SOP AR Chemie te Zelzate. Dit steenkoolteerverwerkende bedrijf loost volgens metingen van de Stichting Reinwater onaanvaardbare hoeveelheden van de zeer schadelijke PAK's vlak over de grens in het Kanaal Gent-Terneuzen. PAK's binden zich aan slib en breken in water zeer slecht af. Uiteindelijk komen ze in de Westerschelde terecht. Daar veroorzaken ze vooral ziekten bij platvissen. PAK's staan op de zwarte lijst en moeten van de Nederlandse overheid dan ook met de best-beschikbare technieken gezuiverd worden uit het afvalwater. Dat dit kan bewijst het vergelijkbaar Nederlands bedrijf CINDU Chemicals te Uithoorn. Dit loost na strenge maatregelen door de overheid nauwelijks nog PAK's. Alles ten spijt vindt de president van de rechtbank te Middelburg dat de milieubeweging niet kan eisen dat SOPAR aan strengere normen moet voldoen dan de Belgische overheid oplegt. SOPAR blijkt over een zeer ruime vergunning te beschikken. Overigens heeft de Belgische politieke partij Agalev de minister van leefmilieu Kelchtermans op het matje geroepen, naar aanleiding van het kort geding. De president van de rechtbank heeft de vordering tot stopzetting van de lozing dan wel afgewezen, toch gaf hij in zijn uitspraak ook aan dat de rechter strenger kan zijn dan de overheid als de overheidsnorm maatschappelijk onaanvaardbaar is. Hij vond dat de milieubeweging dat in het kort geding te weinig had aangetoond. De ZMF meent samen met de andere organisaties dat er voldoende bewijs is voor de onaanvaardbaarheid van deze lozingen en gaat daarom in hoger beroep. Inmiddels heeft Stichting Reinwater met nieuwe monsternames aangetoond dat SOPAR de zaak absoluut niet onder kontrole heeft. Er zijn koncentraties gemeten die de al veel te ruime vergunning op alle fronten overschrijden. Voor het hoger beroep hebben wij financiële en morele steun nodig, meer hierover in de oproep tot ondersteuning verderop in deze rubriek. De hoogte van storttarieven van vuilstortplaatsen is een belangrijk middel om preventie en hergebruik van afval bij bedrijven en overheid te stimuleren. Als de prijzen hoog zijn staat er druk op de ketel om zo min mogelijk afval aan te voeren en wordt het interessant om naar andere verwerkingsmethoden om te zien. Niet voor niets is het beleid van de landelijke overheid en de provincie Zeeland gericht op het stapsgewijs verhogen van de tarieven. Wat schetst onze verbazing toen wij eind april vernamen dat de Gemeenschappelijke Regeling Vuilstortplaats Midden-Zeeland de storttarieven voor huishoudelijk afval verhoogt, vanwege aanvoer van extra afval uit Zuid-Holland, Tholen en St. Philipsland. De stortplaats Midden-Zeeland had notabene al een van ae laagste en wellicht het laagste tarief van heel Nederland. De Zeeuwse recyclingsindustrie kan nu absoluut niet concurreren tegen de storttarieven van zo'n 20,per ton. De gescheiden inzameling van afval door de Zeeuwse gemeenten wordt op deze manier ook absoluut niet gestimuleerd. En die lopen al ver achter op landelijke kollega's. Het geld dat de invoer van afval uit Zuid-Holland oplevert zou gebruikt moeten worden voor projekten op het terrein van afvalpreventie en gescheiden inzameling en hergebruik.

Tijdschriftenbank Zeeland

Wantij | 1991 | | pagina 7