"De mollige dijken vol distels. ..en de boorden langs de weg rood van klaprozen" U Marie-Cécile Moerdijk Kroon Gekleurd Marie-Cécile Moerdijk studeerde na het gym te Kortrijk zang bij Ruth Horna te Am sterdam, aan het konservatorium te Cara cas en bij Ferdinand Grossmann te Wenen. In Zeeland is zij bekend als de "Zeeuws- vlaamse nachtegaal". Marie-Cécile woont alweer geruime tijd in haar boerderij "De Schater" te Luyksgestel, waar ze schrijft, musiceert en groepen ontvangt en van' de "rijke natuur" in haar omgeving geniet Marie-Cécile Moerdijk. Dikke boterhammen De oogst was de kroon op het werk. Het hele gezin werd ingeschakeld en burenhulp was een vanzelfsprekend heid. Men werkte tot het donker was. Hard werken, maar men kon grapjes maken want de stemmen werden nog niet overdonderd door het lawaai van de machines. En waar je de vrouwen bij hun huishoudelijk werk slechts in rokken zag, droegen ze op het land een blauwe overall en steevast een ro de zakdoek om de haren. Ze zwoeg den mee met baas en knecht. Als het regende werd het feest tot kwelling. Triestig onder een baalzak weggedoken kropen baas, knecht en helpers over de natte grond om daar zo snel mogelijk met man- en hand kracht de oogst te verzamelen. Nee, dan werd er niet gelachen en de schafttijd gaf geen soelaas. Het slech te weer doemde de oogst soms tot een doodgeboren kind. Mijn vader zei dan"De veldekes geschoren, de win ter is geboren. Maar deze keer gebo ren in pijn". Zijn mijn kinderherinneringen ge kleurd? Leken de bomen toen slechts dichter en dikker? Veel dichter en dikker dan nu? Ik weet het, vooruitgang moet er zijn maar ik herinner me die heerlijke "vooroorlogse" jaren met een gevoel van overvloed en zorgeloosheid. De mollige dijken vol distels en de boor den langs de weg rood van klaprozen. Hoeveel wandelaars kwamen we te gen? En niemand hoorde gek op als je liep te zingen. Dat gevoel, alle tijd van de wereld te hebben, die rust van toen, heb ik na dien nooit meer zo gekend. gerst, het werd door onze gretige kin derogen even grondig bekeken als door die van de altijd bezorgde boe ren. Vroeg in de morgen zagen we de boe ren naar hun land gaan. Lang voor de ruilverkaveling moesten ze soms ki lometers te voet afleggen. In de grote vakantie gingen we mee en namen zo deel aan het feest van de saamhorig heid onder de warme zon. Het fijnste was natuurlijk de schaft tijd. Dan kwam de koffie uit het emaille veldflesje en de dikke boter hammen uit het blauw-wit gestreepte katoenen zakje. We verzadigden onze magen met wat we tegenwoordig ma crobiotisch brood zouden noemen, we dronken karnemelk met stroop en het toetje was een vrucht van het sei zoen. Geen maaltijd heeft ooit heer lijker gesmaakt. Er werd gelachen, ook wel geflirt en soms geslapen. loe heerlijk was het wandelen langs de eenzame schilderachtige we gen waar de welige velden doorkruist werden met sloten en kreekjes. Rust gevend en gastvrij daartussen de ou derwetse en mooi onderhouden boer derijen. Het leek er of voor ons, wan delaars de stoel gereed stond om mee aan tafel te schuiven. Met of zonder reden stonden de deuren open. Het was alsof het steevaste bankje bij de achterdeur, omgeven door bloemen, emmers enklompen "welkom!" riep. Onze oren leken toen veel gevoeliger voor de geluiden van de natuur. Het verre slaan van de torenklok, het roe pen van een vogel of het ritselen van de wind door de populieren. Net ook alsof je in die stille natuur beter kon ruiken. Het zoete van de bloesem, het Eittige van de gevallen bladeren of die eerlijke onbekende geur na een re genbui. Gedurende het jaar zagen we de ge stadige groei van het gewas, het wui vende graan, de tarwe, de rogge en de

Tijdschriftenbank Zeeland

Wantij | 1991 | | pagina 19