M
\Nf*A tfoVMhl
Doe-het-zelf-natuur-edukatie
anno 1950
pe hooiwagenpoten wedstrijd
Wim Hofman
Kwal
Bomtrechters
Bloed, zwart als drop
Kadavers
Ik gebruikte bij het verslepen van de kadavers wel
rsT
van cixe paaltjes waar eer/ ijzertje door stak en dat
gebruikt wKsrom rijshout'mee vast te zetten. Met het
ijzertje hakte"ik in het dier en zo sleepte ik het dan
naar zijn graf.
■^ater zag ik ook dieren die geen sneeën vertoonden
maar waar ook wel in gehakt leek te zijn: er zaten
gaten en steekwonden in. Daar had ik geen verklaring
voor.
Je vindt nu bijna nooit dode 2eehonden of bruinvissen meer
aan het strand van Vlissingen.
lijn nichtje ving hooiwagens en
stopte die in een lege jampot. Daarna
trok ze poten uit, soms alle poten, zo
dat er enkele bolletjes overbleven.
"De poten groeien weer aan", be
weerde ze. Ze legde de bolletjes op
een steen en toen ze later verdwenen
waren, zei ze: "Zie je wel!"
Ze liet ook zien dat de poten, los van
hun lichamen nog een geruime tijd
bewogen. Ze vond uit dat, als je zo'n
voortlevend pootje in een plan water
legde, het als het ware voortzwom
over het wateroppervlak.
Daarop besloot ze een hooiwagenpo-
tenzwemwedstrijd te organiseren en
voor de dieren brak de hel losZe ruk
te talloze hooiwagens de poten uit en
gooide die in het water. Geen van de
poten haalden de eindstreep: de wind
blies ze gewoon naar de kant. Dat was
rond 1950.
In Vlissingen heb ik veel op het strand
gespeeld en daar vuurtjes aangelegd.
Rond het vuur kwamen stenen te lig
gen die erg heet werden. Een kwal opT
zo'n hete steen leggen gaf een speciaal
effekt. Het was alsof dat slome dier
opeens heftig ging leven. Het bolde
op en pruttelde en siste. Er bleef haast
niets over. Een dun vliesje kon je van
de steen schrapen.
Tussen de buitenhaven van Vlissin
gen en de spoorlijn lag een stuk ver
wilderd terrein. Je had daar struikge
was en daartussen was water. Mis
schien waren het bomtrechters die vol
water waren gelopen. Er groeide wa
terranonkel in en daartussen zaten
veel salamanders. We vonden uit dat
jonge salamandertjes een soort
kieuwtjes hadden en dat mannetjes
mooier waren dan vrouwtjes. We
stopten gevangen salamanders in au
gurken- of haringpotten en voedden
ze met muggelarfjes of plakjes regen
worm.
Toen ze gingen vervelen kieperde ik
de pot leeg in het putje op onze ach
terplaats. Ik dacht, die beesten vinden
hun weg wel.
Waar vroeger de salamanders leefden,
ligt nu de vierbaansweg naar de boot.
Op het strand trof je in die tijd regel
matig dode zeehonden en bruinvissen
aan. Ik zag dat ze meestal een snee
hadden, net onder de kop. De wond
was een kier waardoor je in het dier
kon kijken. Erin zaten donkerrode
kringen en dik bloed, zwart als drop.
Ik zocht een verklaring voor de
sneeën.
Ik dacht dat die dieren die daar in de
Westerschelde rondzwommen on
voorzichtig en dom waren geweest,
en te dicht in de buurt van een
scheepsschroef waren gekomen. De
schroef werkte dan als een soort snij
machine en ze mochten blij zijn dat
ze niet hun hele kop kwijt geraakt wa
ren of dat ze niet in schijven waren
gesneden.
Ik maakte er de gewoonte van de dode
dieren op het strand te begraven, om
dat ze anders zo afschuwelijk gingen
stinken.
Ik gebruikte bij het verslepen van de
kadavers wel van die paaltjes waar een
ijzertje door stak en dat gebruikt
werd om rijshout tussen paalhoofden
mee vast te zetten. Met het ijzertje
hakte ik in het dier en zo sleepte ik
het dan naar zijn graf.
Later zag ik ook dieren die geen
sneeën vertoonden, maar waar ook
wel in gehakt leek te zijn: er zaten
gaten en steekwonden in. Daar had
ik geen verklaring voor.
Je vindt nu bijna nooit dode zeehon
den of bruinvissen meer aan het
strand van Vlissingen.
Wim Hofman is Nederlands meest onderschei
den kinderboekenschrijver en illustrator
Hij woont in Vlissingen en ontving o.m. de Gou
den Griffel voor z'n werk.