Chem sche tijdbom op de bodem van Zeeuwse wateren 1 De schone schijn van een depot voor vuile bagger Milieu-Effekt-Rapport Tjeu van Mierlo De toestand van de Zeeuwse waterbodem is ronduit slecht. In onze zee-armen, kreken, kanalen en sloten hebben zich in de loop der jaren miljoenen kubieke meters vervuild slib opgehoopt. Om weer een schone bodem te krijgen moet niet alleen verdere vervuiling worden voorkomen, maar zal uiteraard ook de al aanwezige verontreiniging moeten worden opgeruimd. Dat beseft het provinciebestuur. Want om tot een beleid voor de verwerking en berging van de rommel te komen, heeft de provincie een voorlopig Milieu-Effekt- Rapport laten opstellen. Helaas, dat rapport kiest niet voor een echt milieuschone oplossing. Er wordt uitgegaan van een wel erg magere variant: wegbaggeren en op een grote hoop kieperen. Niet eeuwig D'r op of d'r onder Grond in overvloed leeland zit opgezadeld met een grote hoeveelheid matig tot zwaar verontreinigd slib. Sommige ekolo- gen - en zeker niet de minste- hebben het al over een chemische tijdbom, die op de bodem van de Westerschelde, de kanalen, binnenwateren en havens ligt. Een erfenis uit het verleden, toen gekozen werd voor het lozen van rioolwater, landbouwgif en bedrijfs afval op het oppervlaktewater. En omdat de Zeeuwse wateren de bene denloop vormen van een paar grote rivieren zijn ze ook de bezinkput voor een hoop vervuiling. Vaak blijft dat vuile materiaal niet op de bodem liggen. Want de vervuiling kan meegenomen worden in het grondwater en vervolgens op sommi ge plaatsen als kwelwater weer te voorschijn komen. Planten en dieren die daarin leven kunnen ziek worden, het loodje leggen, gedragsveranderin gen vertonen of last hebben van ande re effekten. Het mag duidelijk zijn dat het gaat om risiko's voor volksge zondheid en milieu. En daarom moet die rommel op de bodem van onze wateren worden opgeruimd. Hoeveel tijd willen we daar voor uitrekken? "Binnen één generatie". Dat staat in het Nationaal Milieubeleidsplan en in Kerend Tij. Allerlei berekeningen to nen aan dat tussen nu en 2010 maar liefst 16 miljoen kubieke meter ver vuild slib van de bodem gezogen moet worden. En dat is natuurlijk een enorm karwei. Bij het bergen en verwerken van bag gerspecie kunnen grote gevolgen voor het milieu optreden. Daarom is het provinciebestuur verplicht om een Milieu-Effekt-Rapport (MER) op te stellen, alvorens een vergunning kan worden afgegeven. Het MER moet duidelijkheid geven over de mi- lieu-konsekwenties van een aantal al ternatieven, waaronder de meest mi lieu-vriendelijke. Mei dit jaar is de eerste fase MER af gerond. Er is dus een eerste selektie gemaakt van de manieren om vuil slib te verwijderen en te verwerken en om het spul op te bergen. Lokaties voor een slib-depot zijn ook in beeld ge bracht. Het provinciebestuur wil een slib-de- pot voor de eeuwigheid. Zo'n bagger- monument is niet bedoeld als visite kaartje, maar als zoveelste milieu erfenis. Dat doet de wenkbrauwen fronsen. Want staat er niet in het door datzelf de provinciebestuur opgestelde Zeeuws Milieubeleidsplan dat elke generatie de eigen milieuproblemen moet oplossen? Wordt in navolging van het Nationaal Milieubeleidsplan nu juist niet gesteld dat allerlei afwen- telings-mechanismen de oorzaak zijn van de huidige milieuproblematiek? Het blijken mooie woorden want het eens verguisde wordt weer in alle lief de omarmd. Enkel een tijdelijk depot doet recht aan het milieu en de komende genera ties. Want een dergelijke inrichting zorgt er tenminste voor dat de bagger te allen tijde er weer uitgehaald en schoongemaakt kan worden. Boven dien bestaan er op dit moment een groot aantal potentieel technische op lossingen om vervuild slib te verwer ken. De meertraps hydro-cycloon van het bedrijf van Herik is zo'n voorbeeld. Die kan grote hoeveelhe den vuil slib van schoon zand schei den. Het MER beschrijft mogelijk toepas bare bergingsmethoden. Na een ver antwoorde selektie blijven er een paar over. Ten eerste: opslag op land (in dustriegebieden Sloe en/of Kanaalzo ne of de Jacobapolder); ten tweede: in een diepe put. Deels onder water op een eiland (Middelplaat in de Wes terscheid e) en deels onder water op een aanlandingslokatie (Staartsche Nol, Appelzak of Sloehaven). Van deze methoden zegt het MER dat ze voldoen aan de eisen voor isolatie, be heersing en kontrole (IBC). Dat zijn de kriteria die de overheid hanteert om bodembedreigende materialen verantwoord te kunnen storten en opslaan. Het blijkt echter dat slechts één me thode voldoet. Eind vorig jaar heeft de Technische Kommissie Bodembescherming de bergingsmethoden tegen het licht van de IBC-kriteria gehouden. En de konklusie is dat de aanleg van depots onder water niet mogelijk is binnen het algemene beschermingsnivo. De pots onder water zullen namelijk al tijd lekkages vertonen vanwege de minder efficiënte isolatie. Het is dus d'r op in plaats van d'r onder. Als het provinciebestuur deze bevin dingen ter harte neemt, moet in het definitieve MER alleen de opslag op land verder worden uitgewerkt. Bovendien zijn het juist de aanlan- dingsgebieden en het eiland in de Westerschelde die zulke unieke na tuurwaarden vertegenwoordigen, dat ze alleen al daarom niet in het defini tieve MER mogen terugkeren. Van de mogelijke landlokaties zou al leen de Jacobapolder, westelijk van Nieuwdorp en Lewedorp, moeten worden geschrapt. De leefbaarheid van de tweede dorpen staat nu al te zeer onder druk van WOV-plannen en van allerlei industriële hinder en overlast.

Tijdschriftenbank Zeeland

Wantij | 1991 | | pagina 7