De schorren bedreigd W Nelie Houtekamer en Walter Jonkers De Nederlandse schorren (Zeeland) en kwelders (Waddengebied) beslaan een belangrijk deel van de oppervlakte van de Wetlands in Europa. Wetlands zijn waterrijke natuurgebieden van internationale waarde. Het Verdronken Land van Saeftinge is bet grootste brakwaterschor van West-Europa. De schorren maken samen met de geulen, platen en slikken deel uit van een dynamisch getijdesysteem. Door ingrijpen van de mens in het systeem veranderen de processen, waardoor de schorren in de Oosterschelde en de Westerschelde worden bedreigd. De schorranden kalven af (erosie), waardoor deze zo waardevolle natuurgebieden steeds kleiner worden. Dit is reden om de ontwikkeling van de schorren gedurende deze eeuw nader te bekijken en om tevens een blik in de toekomst te werpen. Laatste 10 jaar Oorzaken van erosie anneer we naar de schor ontwikkeling tussen 1900 en nu kij ken, zien we tot omstreeks 1920 een vrij stabiel schorareaal. In het ka der van nieuwe landaanwin- ningswerken in de Delta werd in de jaren twintig Engels slijkgras (Spartina anglica) geïntroduceerd. Deze plant, die een echte slibvanger is, breidde zich snel uit. We zien vanaf de jaren twintig dan ook een sterke toename van het areaal schorren (zie figuur). Na 1950 komt er een einde aan de uitbreiding van de schorren en worden de schorren in de Oosterschelde en de Wes terschelde kleiner. Vanaf de jaren vijftig begint met de afsluiting van de Braakman en het Zuid-Sloe het grootschalig verdwij nen van schorren in de> Wes terschelde. In 1960 wordt door af sluiting van de Zandkreek een be gin gemaakt met een serie afdam mingen in en rondom de Oos terschelde. Hierdoor kwamen grote arealen schor buiten de invloed van het zoute water te liggen. Boven dien traden zodanige veranderin gen in het getij, de stroming en de golven op dat de resterende schor ren steeds minder goed stand kon den houden. Het schorareaal begon minder te worden. 12.000 10.000 8.000 -C c 6.000 (O 0 (O 4.000 o co 2.000 0 Wanneer we kijken hoe de schorren zich gedurende de afgelopen 10 jaar hebben ontwikkeld, blijkt dat alle schorgebieden kleiner worden. Sommige schorren worden zelfs in hun bestaan bedreigd. De mate van erosie wisselt sterk van schor tot schor en ook binnen één schor kan de erosie over korte afstanden sterk wisselen. Wat we zien in de Oosterschelde is dat de kleinere schorren, zoals aan de westzijde van Tholen, het ooste lijk deel van de Krabbenkreek en in de Zandkreek, de grootste erosie vertonen. Voor deze schorren bete kent dit een akute bedreiging van hun bestaan. Zo is het schor ten zuidwesten van Stavenisse (Dorts- man-noord) de afgelopen 10 jaar 2,3 ha kleiner geworden (erosie van 10 meter per jaar). Wanneer de erosie onverminderd doorgaat, zal de resterende 3 ha binnen afzien bare tijd ook verdwenen zijn. Ditzelfde geldt ook voor de andere kleinere schorgebieden in de Oos terschelde. De momenteel minst bedreigde schorren zijn de schorren bij Stroodorpepolder (bij Roels- hoek), Rattekaai-west (bij de Bath- polders) en Sint-Annaland. Bij deze schorren trekken de schorranden zich per jaar gemiddeld 0,5 tot 1 meter terug. In de Westerschelde is het niet veel beter gesteld met de schorren. Zo erodeert een deel van het schor bij Bath met een snelheid van ruim 7 meter per jaar. Het schor bij Waar de en het Zuidgors (bij Ellewouts- dijk) erodeert met een snelheid van maximaal 4 meter per jaar. Het grootste schor van de Westerschel de, het Verdronken Land van Sa eftinge, vertoont een erg wisselend beeld van erosie en aangroei. De oude kern (oostelijk deel) vertoont de grootste achteruitgang (maxi maal 2,5 meter per jaar). Het wes telijk deel van Saeftinge daarente gen breidt zich zeer sterk uit. Op het slik vestigt zich Engels slijk gras, zeekraal en zeeaster. De an dere schorren in de Westerschelde worden ook steeds kleiner. De randen van schorren kunnen verschillende vormen hebben. De vorm varieert van geleidelijke over gangen tussen het schor en het slik tot kliffen van 1,5 meter hoog. Het blijkt dat de hoogte van het klif geen maat is voor de erosiesnel heid, ook geleidelijke overgangen kunnen hard achteruitgaan. Wat zijn nu de oorzaken van deze schorerosie in zowel de Ooster- als de Westerschelde? In de Oosterschelde is tijdens de af bouw van de Oosterscheldewerken (Stormvloedkering, Philipsdam en Oesterdam) in de periode 1985 - 1987 het getijverschil (verschil tussen hoog- en laagwater) kunst matig laag gehouden. Hierdoor zijn Figuur: Schorrenareaal in hectare in de totale Delta, de Westerschelde en de Oosterschelde in 1930,1950 en 1988. Totale Delta (ha.) Westerschelde (ha.) Oosterschelde (ha.) 1930 [Z] 7.000 2.700 1.600 1950 E3 10.795 5.690 1.800 1988 ra 4.265 3.185 650

Tijdschriftenbank Zeeland

Wantij | 1992 | | pagina 6