Baggeren tegen beter weten in D Westerscheldebeleid niet in balans Tjeu van Mierlo Baggerberg De Westerschelde moet schoner. De natuurwaarden moeten worden versterkt en ontwikkeld. Dat staat in allerlei beleidsnota's. Daarom proberen overheden de vervuiling terug te dringen. Op onderdelen komt het beleid echter niet uit de verf. Niet alleen direkte lozingen, maar ook de verspreiding van baggerspecie leiden in de Westerschelde tot een onaanvaardbare belasting van het milieu. Dit artikel gaat over goede bedoelingen, maar een onevenwichtig beleid voor de Westerschelde. Schade Verzet Stilstand at de rivier de Schelde en daarmee ook haar estuarium, de Westerschelde, zwaar vervuild zijn, is iedereen inmiddels wel bekend. De koncentraties van stoffen, zoals poly-aromatische koolwaterstoffen (PAK's) en polychloorbifenylen (PCB's), zijn vaak zo hoog, dat in de Schelde het maximaal toelaatbare risikonivo soms met enkele honder den eenheden wordt overschreden. Dat risikonivo geeft de grens aan waarboven koncentraties van stof fen schadelijk zijn voor het ekosy- steem. Een bekende oorzaak van de vervuiling vormen lozingen op het oppervlaktewater. Een vervuilings bron die minder vaak in beeld komt, is de verspreiding van bag gerspecie die niet schoon is. Vervuild slib hoort zo mogelijk ge reinigd te worden. Met het Wester- scheldeslib gebeurt dat niet. Ver ontreinigde specie wordt vrijelijk in het zoute water van de Wester schelde gestort. Het is meestal licht tot matig vervuild slib (klasse 1 en 2). Maar een enkele keer staat Rijkswaterstaat toe dat ook klasse 3 in de Westerschelde wordt gede- poneerd. Een voorbeeld van recente datum is het vuile slib dat uit de landbouwhaven van Hoedekens- kerke zo in de Westerschelde ge spuid mag worden. De totale ver spreiding van zoute baggerspecie in de Westerschelde bedraagt 13,4 miljoen m3 per jaar. Anders ge zegd, de specie die in de Wester schelde wordt verspreid is 37% van alle zoute specie uit havens en ri viermondingen die in de Neder landse kustwateren gestort wordt. Het merendeel van de Westerschel- despecie baggeren de Belgen op om Lozingen en stort van :ie in strijd met versterken van natuurwaarden. de vaargeul naar Antwerpen op diepte te houden. Die licht tot ma tig vervuilde baggerspecie storten de Belgen opnieuw, op een andere plek, in de Westerschelde terug. Rondpompen noemen we dat. Want de specie komt voor een deel weer in de vaargeul terecht. Dan moet wederom de baggerschuit aan het werk. Deze aanpak is niet alleen weinig efficiënt, maar ook schadelijk voor plant en dier. Het slib wordt name lijk telkens omgewoeld. Daardoor komen de verontreinigingen steeds opnieuw beschikbaar voor plant en dier. Die kunnen deze stoffen opne men, met alle gevolgen van dien. Rijkswaterstaat heeft het versprei den van klasse 2 nooit problema tisch gevonden. De ZMF wel, en met reden. Zo bleek bij oesterlar ven die een poos aan matig veront reinigde baggerspecie uit de Wes terschelde waren blootgesteld, slechts 30% van alle larven deze proeven te overleven. Ook is het aannemelijk dat giftige stoffen, die in een koncentratie voorkomen waarbij per stof geen effekt op plant en dier valt te verwachten, bij elkaar gevoegd wel schadelijke ge volgen kunnen hebben. De ZMF heeft zich daarom, samen met andere milieuorganisaties, steeds verzet tegen de door Rijks waterstaat aan de Vlamingen ver leende vergunning om jaarlijks 10 miljoen m3 matig verontreinigde specie in de Westerschelde te mo gen verspreiden. Vrije verspreiding van deze zoute specie dient zo snel mogelijk te worden stopgezet. Dit is geen uitzonderlijke eis. Ook in de Oosterschelde mag klasse 2 specie niet worden verspreid. Het Natio naal Milieu Beleidsplan (NMP) wil zelfs dat op middellange termijn nog geen klasse 1 specie in het op pervlaktewater gestort wordt. De verspreiding van verontreinigde specie is ook in strijd met één van de belangrijkste principes uit het NMP, namelijk het "stilstandsprin cipe". Dat beginsel houdt volgens het NMP in dat zoute wateren niet

Tijdschriftenbank Zeeland

Wantij | 1992 | | pagina 6