Vrachttoets Kosmetisch Uniform Overgang Gefrustreerd Het kwetsbare zoute ekosysteem van de Westerschelde vraagt om een verstandig evenwichtig beleid. Wellicht dat dan de komende generatie een estuarium aan treft dat schoon is en minder snel ver zandt. -4 vuiler mogen worden dan in 1985 het geval was. De uitleg die de mi lieubeweging hieraan geeft is dat er geen nieuwe verontreinigingen toegevoegd mogen worden aan het zoute estuarium- en kustmilieu. De overheid vindt dat de toevoer aan verontreinigingen wel door mag gaan, maar deze niet mag toene men ten opzichte van 1985. Om dit laatste te bereiken zou daarom een beperking worden ge steld aan de hoeveelheid verontrei nigde stof die per jaar met de bag gerspecie verspreid mag worden. Dat wordt de vrachttoets genoemd. Die toets kan dus voor een flinke afname van de te verspreiden bag ger en schadelijke lozingen zorgen. Hoewel in het Westerscheldebe- leidsplan is gesteld dat er al in 1991 zo'n vrachttoets zou worden gehanteerd bij het verlenen van vergunningen voor het verspreiden van bagger, moeten we er nog steeds op wachten. Rijkswaterstaat past intussen de vrachttoets al eni ge tijd voor de Noordzee toe! Rijks waterstaat heeft de ZMF echter la ten weten vooralsnog niet van zins te zijn de afspraken uit het Wester- scheldebeleidsplan na te komen, omdat er nog geen bergingslokatie is. Dat wist men bij de opstelling van het Westerscheldebeleidsplan ook al. Toen was de afwezigheid van zo'n lokatie blijkbaar geen re den om de vrachttoets uit het be leidsplan te laten. Rijkswaterstaat ontneemt hiermee zichzelf een krachtig middel om de Belgen te dwingen tot forse afname van de lo zingen. Een ander belangrijk uitgangspunt ten aanzien van klasse 2 specie staat in het Westerscheldebeleids plan: "Voor klasse 2 specie geldt momenteel dat deze in de Wester- schelde mag worden verspreid, mits daarbij geen verslechtering optreedt van de waterbodem in het betreffende gebied." Logisch dat de ZMF dan bezwaar maakt tegen het storten van 600.000 m3 klasse 2 specie uit de Braakmanhaven op een lokatie in de Westerschelde die schoner is. Maar dan blijkt dit uitgangspunt plotseling een loos beginsel. Rijks waterstaat vindt dat de ZMF om "kosmetische maatregelen" vraagt. Want volgens Rijkswaterstaat is het Westerscheldesysteem name lijk zo "chaotisch en beweeglijk" dat er daardoor voortdurend klasse 2 specie op klasse 1 lokaties wordt aangetroffen. Overeind blijft dat klasse 2 op schonere lokaties de bo demkwaliteit verslechtert, ook al is dit tijdelijk. Voor de zoute wateren is er nog steeds geen uniform normenstelsel om de kwaliteit van de bagger te beoordelen, hoewel Rijkswaterstaat er wel aan werkt. Zo kon het tot nu toe gebeuren dat voor de Wester schelde getoetst wordt met normen voor bodems in zoete wateren. In vergelijking met het Noordzeebe- leid zijn, voor het storten van met metalen verontreinigde bagger, de Westerscheldenormen per stof tot een faktor vijf soepeler. Wat Rijks waterstaat in de Noordzee niet duldt, staat ze dus wel in de Wes terschelde toe. Naast het gelijkvor mig maken van de normen voor zoute wateren is ook een aanscher ping van de normen nodig. Dat blijkt uit de schade die matig en licht verontreinigde specie bij plant en dier in het zoute ekosysteem kunnen veroorzaken. Ook het NMP vraagt daarom. Rijkswaterstaat zal naar verwach ting op korte termijn de genoemde uitgangspunten niet verwezenlij ken. In ieder geval zou zo'n beleid voor de Westerschelde uitgewerkt moeten worden. Op basis daarvan zou Rijkswaterstaat tot 1995 een overgangsbeleid met eenduidige aangescherpte normen, een vracht toets en een uitvoerige studie naar de negatieve effekten van licht en matig verontreinigde specie op het milieu kunnen uitvoeren. Het ver gunningenbeleid voor het storten van zoute specie mag geen papie ren tijger blijven. Soms dreigen de natuurwaarden van de Westerschelde ook de dupe te worden van tegenstrijdig over heidsbeleid. Rijkswaterstaat wil proberen het vloedvolume in de Westerschelde te vergroten. Dat kan wanneer de komberging toe neemt door een dijkdoorbraak. Ont- polderen noemen we dat. De door braak van de zomerdijk van de Se- lenapolder bij Saeftinghe, een paar jaar geleden, is daar een goed voor beeld van. Door het vergroten van de komberging kan méér water het estuarium in- en uitstromen. Daar door worden de geulen dieper, hoeft er minder te worden gebaggerd en zal Saeftinghe minder snel verzan den. Vandaar ook dat er bij de Vla mingen op wordt aangedrongen de overstromingsgebieden van de Zee- schelde, de zogenaamde "potpol- ders", niet in te dijken. Als nu het provinciebestuur van Zeeland de mogelijkheid open houdt voor een baggerspeciedepot van enkele hon derden hektare in de Westerschel de, doet dit niet alleen afbreuk aan de natuurwaarden van het estuari um, maar zal ook het kombergings- beleid van Rijkswaterstaat totaal gefrustreerd worden. Tjeu van Mierlo is koördinator van de Zeeuwse Milieufede ratie

Tijdschriftenbank Zeeland

Wantij | 1992 | | pagina 7