Het Zwin, slufter als restant van een verzand zeegat. Luchtfoto: Slagboom en Peeters, Teuge; Jacqueline Midavaine ergens anders kan liggen. Soms stroomt er maar 5 keer per jaar zeewater in de achter- duinse strandvlakte, een ander jaar mis schien wel 15 keer. Als er veel zeewater gestaan heeft zal er niet veel plantengroei te vinden zijn, dan is het te zout. In jaren met veel regen komen juist wel veel plan ten tot ontwikkeling. Broedvogels In tegenstelling tot de open strandvlakte, waar de dynamiek te groot is, is het in de slufter achter de duinen net rustig genoeg voor planten om er te groeien. De duinen zelf zijn over het algemeen in het kader van een goede zeewering hermetisch van de zee afgesloten. Daarom is er langs de Nederlandse kust bijna nergens die inte ressante plantengroei te vinden die hoort bij de contactzone tussen zoet en zout. Trouwens ook voor typische kustbroedvo- gels als strandplevier en dwergstern is er op het strand geen plaats met alle toeris ten. In het duin is er voor hen te veel begroeiing. Ook voor deze broedvogels is de slufter hopelijk een uitkomst. 'Daarom wordt het nieuw gegraven gedeelte van de slufter voor het publiek gesloten. Dat is nodig om de plantengroei tegen betreding te beschermen en de vogels rust te gun nen. Het strand is wel vrij toegankelijk en wie een blik wil werpen in de slufter kan dat eenvoudigweg vanaf de dijk doen," stelt John Beijersbergen. Typen Overigens zijn er verschillende typen sluf ters te onderscheiden. "In het begin kregen we nog al eens het commentaar dat zo'n klein dingetje nooit iets kon worden." Een slufter kan ontstaan als doorbraak van de duinen bij een stormvloed. Zo is de Slufter op Texel in 1856 ontstaan. Dichter bij huis is hetzelfde gebeurd bij de Zwarte Polder in West Zeeuws-Vlaanderen. Daar brak de zee in 1682 en 1802 door de smal le duinen. Vandaar dat deze slufter de Ver dronken Zwarte Polder heet. Het natuurgebied het Zwin op de grens met België is een type slufter met weer een andere ontstaansgeschiedenis. Het Zwin is het restant van een verzand zeegat. Het toponiem Zwin leidde tot het geomor- fologische begrip "zwin": een met zeewa ter gevulde laagte op het natte strand, landinwaarts van een strandbank gelegen. Een derde type slufter wordt aangetroffen op aangroeistranden, waar zoveel zand beschikbaar is dat er nieuwe duintjes ont staan. De lage pionierduintjes kunnen aan groeien tot een nieuwe zeereep. Tussen de oude en de nieuwe duinenrij blijft de invloed van de zee bestaan totdat de strandvlakte wordt afgesnoerd. Zo ontstaat een duinvallei die snel zal verzoeten. In het verleden heeft zich dit voorgedaan op Walcheren bij Breezand en in de Buiten- Verklikker op Schouwen. Dit soort situ aties is bijzonder zeldzaam geworden. Eigenlijk alleen in de Kwade Hoek op Goe- ree treffen we nog een situatie aan, waar in het achterste deel van de slufter contact plaats vindt met afstromend zoet duinwa ter. Of er nog meer nieuwe slufters bijkomen, ligt in handen van de bestuurders. Tot voor kort werd in het kustbeheer een duidelijke scheiding tussen strand en duin nagestreefd, ook al is het duin breed genoeg en bestaat er geen gevaar voor overstroming. De nieuwe slufter op Neeltje Jans kan misschien bestuurders over de streep trekken om de natuur wat meer vrij spel te geven in de overgangszone van duin naar strand. Een applausje kon er al af toen Gabor en De Vries hun werk er op hadden zitten bij het door graven van de dam in de slufter monding. Op naar het volgende karwei! (Voor dit artikel is informatie geput uitliet artikel "Slufters en gaten in de duinen: naar een natuurlijker kustlandschap", John Beijersbergen en Frans Beekman, tijd schrift de Levende Natuur, thema "Kustbe heer", september 1989.) Thijs Kramer is medewerker van de Zeeuw se Milieufederatie 15 WANTIJ MAART 1993

Tijdschriftenbank Zeeland

Wantij | 1993 | | pagina 19