In strafrechtelijke zin is niet snel sprake van overmacht en het economisch belang in evenwicht, maar het maatpak houdt tevens in dat de kans groot is dat het ene bedrijf meer moet investeren in het milieu dan het andere. De kwetsbaarheid van de omge ving - denk aan woonbebouwing of natuurgebieden - bepaalt in niet geringe mate de eisen die aan een bepaalde onder neming worden gesteld. Dit staat uiteraard op gespannen voet met het gelijkheidsbe ginsel. Nu is absolute gelijkheid onmogelijk. Dat is nu eenmaal onafscheidelijk verbonden met een vergunningenstelsel. Niettemin zal de strafrechter (marginaal) toetsen of de verschillen niet onnodig groot zijn. Indien het verschil niet te rechtvaardigen is, zal dit onvermijdelijk in de strafmaat tot uitdrukking komen. Een extra complicatie is dat de eisen die aan een vergunning worden gesteld altijd de weergave zijn van de kennis - de stand van de techniek - van dat moment. Milieu inzichten veranderen. Normen worden na verloop van tijd aangescherpt. Zo ook hier. Bij nader onderzoek bleek dat drie van de vier door OVET genoemde bedrijven inderdaad hun kolen op mochten slaan op een zandbed. Het ging echter om bestaan de situaties. Het vierde bedrijf was kort geleden verhuisd naar een andere locatie en beschikte nu wel over een vloeistof dichte vloer. Hoewel de meningen tussen de verschillende overheden over de strikte noodzaak van een vloeistofdichte onder grond wel wat uiteen liepen, neigde men er naar bij nieuwe locaties een dergelijke voorziening wel te eisen. De Economische Bron 1 kranteartikel: PZC, 24 juni 1992 Politierechter, die de marges toetst, heeft het verweer dan ook verworpen. Milieubelang Terug naar de lozing van november 1990. Het zal u niet verbazen dat de milieuscha de door het bedrijf sterk in twijfel werd getrokken. Het kwam er op neer dat steen kool een delfstof is en dat het dus ook niet erg is dat het weer in de bodem terecht komt. Bovendien is steenkool familie van veen. En veen zit ter plaatse al in de bodem. Met ander woorden "waar maak je je druk over?". Glashelder, maar nogal simpel. Volgens de deskundige van Inspectie Milieuhygiëne ook onjuist. Kolen bevatten van nature zwavel. Zwavel kan onder bepaalde omstandigheden reageren met lucht en water en wordt dan geoxideerd tot sulfiet. Sulfiet heeft zure eigenschappen en is in staat de in de kolen aanwezige metalen uit te logen. Eenmaal uitgeloogde metalen kunnen dan vervolgens gemakkelijk in de bodem dringen. Gelukkig hoeft een officier van justitie vrijwel nooit de ernst en omvang van milieuschade te bewijzen. Dat is ook haast niet te doen. De wet gaat veelal niet ver der dan de eis dat de officier aan toont dat er verontreiniging kan ontstaan. Dit was in dit geval niet moeilijk. Uit de analyseresultaten van de afvalwatermonsters bleek een chloridegehalte van 810 mg/1 en een sulfaatgehalte van 430 mg/1. In regenwater zit maar 5,7 mg/1 chloride en 4,8 mg/1 sulfaat. Dus veel en veel minder. Dat de lozing aan het milieu schade heeft berokkend lijkt duidelijk. Hoe groot die schade is, is een vraag van andere orde en voor het bewijs verder niet van belang. Wel voor de strafmaat. Daarbij spelen ook nog andere factoren een rol. Het was een opzettelijke lozing. OVET heeft zelf afgewogen en - niet verrassend - het eigen 'commerciële' belang voor laten gaan. Dat kan natuurlijk niet. Dat is het recht in eigen hand nemen. Het is de overheid die afweegt en de uiteindelijke norm bepaalt. Mr. A. de Lange is officier van justitie in Middelburg 9 WANTIJ JJNI1993

Tijdschriftenbank Zeeland

Wantij | 1993 | | pagina 9