gewaarschuwd. Dankzij de gunstige wind
richting dreven de broomwolken niet de
woonwijk Terneuzen-Zuid binnen. De oor
zaak van het ongeval bleek te liggen in de
broomomvulinstallatie, die niet aan de
gestelde eisen voldeed.
De emoties zijn echter al snel bekoeld. Na
een week acht de provincie Zeeland (als
vergunningverlener en -handhaver) de
sluiting van bepaalde riskante afdelingen
van de fabriek "in de praktijk minder een
voudig". En dus blijven ook de onderdelen
van de fabriek die zonder vergunning in
bedrijf zijn, doordraaien.
Over de gezonde eis dat de hele fabriek
dicht zou moeten tot aan alle veiligheidsei
sen is voldaan, wordt al helemaal niet
gepraat.
Later
In de periode 1989/1990 wordt door de
Milieu-inspectie een bedrijfsonderzoek uit
gevoerd met meetgegevens uit 1988.
Broomchemie heeft een ingewikkeld stel
sel van door de overheid verleende milieu
vergunningen en daarop gedane meldin
gen van wijzigingen in het produktiepro-
ces door Broomchemie zelf. Het rapport
stelt vast dat een volledige controle bin
nen redelijk korte tijd niet uitvoerbaar is.
Het gaat dan om 16 Hinderwetvergunnin
gen en 15 vergunningen WLV (Wet inzake
de Luchtverontreiniging) en tenminste 40
meldingen. Een revisievergunning voor de
hele inrichting wordt hoognodig gevon
den.
Verontreinigingen
In die 15 WLV-vergunningen zijn voor 29
stoffen grenzen gesteld aan de uitworp.
Daarvan moeten er 6 gemeten worden. De
meetprocedures en de uitworpeisen zijn
in de verleende vergunningen niet goed
op elkaar afgestemd, zodat voor een groot
aantal stoffen de uitworpeisen niet te con
troleren noch te handhaven zijn. De uit
worp van 3 van die 29 stoffen (chloorben-
zeen, dichloormethaan en dichloorethaan)
wordt wel effectief door metingen gecon
troleerd.
In 1988/89 bleek dat voor al deze stoffen
de uitworpeisen uit de vergunning wer
den overschreden. Voor chloorbenzeen in
40% van het aantal metingen, oplopend tot
het 7 a 8-voudige van het toelaatbare. Voor
dichloorethaan in 35% van de metingen
tot het 3 a 4-voudige; voor dichloormet
haan in 60% van de metingen tot het 10-
voudige van de vergunningseis.
Op het bedrijfsterrein werden sporen van
lekkages gevonden en werd een aantal
opgeslagen vaten aangetroffen met scheu
ren en barsten. Bodem en grondwater zijn
verontreinigd met halogeenhoudende
koolwaterstoffen (veroorzaken corrosie
van metalen - red.). De omvang van deze
verontreiniging kon niet volledig worden
vastgesteld.
De WVO-vergunning (Wet Verontrei
niging Oppervlaktewateren), verleend
door Rijkswaterstaat Directie Zeeland,
werd pas in december 1978 verstrekt. De
vergunning geldt voor de produktie van
40 stoffen. Alleen voor de zwarte-lijst-stof
dichloormethaan is een aparte effluent-eis
gesteld (dat is wat er nog in het afvalwater
mag zitten na de afvalwaterzuivering).
Voor de andere zwarte-Iijst-stoffen di
chloorethaan, chloorbenzeen en tolueen is
dat niet gebeurd.
Chemisch afval
Een deel van het chemisch afval van
Broomchemie wordt bij de
Afvalverwerking Rijnmond verbrand. Een
ander deel wordt afgevoerd naar de Kali-
ét Salz-mijnen in Duitsland. Afval wordt
verwerkt door het Belgische bedrijf
Smetjet, nu verbranding op zee sinds
augustus 1989 niet meer is toegestaan.
Afvoer naar het buitenland wordt vooraf
aan het ministerie van VROM gemeld.
Broomchemie verricht met overheids
steun onderzoek naar een "eigen verwer
kingsmethode" voor halogeenhoudend
chemisch afval.
Het bedrijf raakt tot zijn nek toe vol met
chemisch afval. Er werd een speciale raffi
naderij voor opgericht waarin met name
het "Octa-recovery-residue" wordt ver
werkt, dat anders naar de kalimijnen zou
moeten worden afgevoerd. In 1990 lagen
er al ruim 4000 vaten met dit afval opgesla
gen. Naast deze toegestane verwerking
werd met dezelfde installatie óók ander
chemisch afval verwerkt (Tetra-broom-
bisphenol-A-recovery), waarvan er in okto
ber 1992 ruim 600 vaten in voorraad
waren. Voor die verwerking bezat
Broomchemie geen vergunning. Er werd
geen rekening mee gehouden dat bij de
ontleding van deze afvalstoffen allerlei
polybroomverbindingen ontstaan, die gif
tig en kankerverwekkend zijn. Bij het
bedrijf was dit bekend uit de "Material
Safety Data Sheets".
Eind oktober 1992 ontsnapte uit de instal
latie een gaswolk via een lek in het afvoer
systeem. Bewoners van de woonwijk
Zeldenrust kregen last van hun keel, ogen
en stank. De verwerkingsinstallatie bleek
in een onverzorgde toestand te verkeren
en het bedienend personeel ervan was
niet deskundig opgeleid. Officiële instan
ties werden pas drie dagen na het incident
gewaarschuwd. Het chemisch bedrijf
werd door de Officier van Justitie in
Middelburg aangeklaagd omdat het schul
dig werd bevonden aan doelbewuste nala
tigheid en het overtreden van milieuver
gunningen. De economische politierech
ter veroordeelde Broomchemie tot een
boete van bijna honderdduizend gulden
(PZC, 18 en 31 dec. 1993).
Naschrift
Voor dit artikel werd het rapport
gebruikt van de Regionale
Inspectie van de Volksgezondheid
voor de Milieuhygiëne in Zeeland
met de titel: "Resultaten bedrijfs
onderzoek Broomchemie
Terneuzen (april 1991)".
Meetgegevens over luchtveront
reiniging door Broomchemie in
1990 en 1991 staan in de studie
"Industriële luchtemissies
Zeeland" (december 1992).
Met technische voorzieningen
slaagde men erin de uitworp van
luchtverontreinigende stoffen tij
dens normaal bedrijf sterk te
beperken. Zodanig dat de eerder-
gemelde overschrijdingen niet
meer plaatsvinden. Ook de lozin
gen van koolwaterstoffen en tolu
een zijn afgenomen.
De ZMF (destijds VMZ) nam al van
het begin af aan het standpunt in
dat Broomchemie niet in
Terneuzen moest worden geves
tigd. Het Sloegebied in Vlissingen-
Oost zou een meer geschikte loka-
tie zijn geweest.
Hans Bannink is redactiemedewerker van
Wantij.
13 WANTIJ FEBRUARI 1994