Bedrijfsmilieuplannen op hun waarde geschat Henk de Groote Steeds vaker duikt in de media de term bedrijfsmi lieuplan (BMP) op: prachtige verhalen over de groe ne inspanningen van bedrijven. Toegegeven, de plannen bevatten veelal een indrukwekkend pakket aan milieumaatregelen. Voor de gemiddelde lezer is uit de plannen echter niet af te leiden of de inspan ningen voldoende zijn, gelet op de afspraken met de overheid. Wat is nu de waarde van dit nieuwe in strument voor de milieupraktijk? Een kritische be schouwing op grond van de eerste ervaringen met de plannen. toename van de uitstoot. Uit een analyse van de bijdragen per bedrijf (FOI, 1994; SNM, 1994) blijkt dat het Zeeuwse bedrijf Pechiney een grote stempel drukt op de slechte resultaten van de bedrijfstak. Pechiney presteert het bij voorbeeld om als enige grote aluminium- producent zijn fluoride-uitstoot niet omlaag te brengen, maar zelfs te laten stij gen. Ook voor zwaveldioxide (SO,), een relatief gemakkelijk aan te pakken chemi sche stof, stijgen de emissies ten opzichte van 1985. Dit terwijl alle overige bedrijven wel reducties voor SO, in het vooruitzicht stellen. Het is niet verwonderlijk dat de landelijke doelstellingen voor deze stoffen niet gehaald worden, zolang een groot bedrijf als Pechiney geen vergaande maat regelen neemt. Zijn de omstandigheden voor Pechiney nu werkelijk zo uniek dat van dit bedrijf geen maatregelen geëist mogen worden? De basis voor de bedrijfsmilieu plannen (BMP's) ligt in de natio nale milieubeleidsplannen (NMP, NMP+, NMP 2) van de rijksover heid. Daarin wordt gesproken over de doelgroepen van het milieubeleid. Voor de doelgroep industrie staan voor alle belang rijke milieuthema's de landelijke doelstel lingen beschreven. Het ministerie van VROM maakt sindsdien per bedrijfstak afspraken over de milieu-inspanningen en legt die vast in zogenaamde intentieverkla ringen, ook wel convenanten genaamd. Er zijn inmiddels convenanten afgesloten met de basismetaal, de chemische indus trie en de zuivelindustrie. Vast onderdeel in ieder convenant is een lijst met milieu- taakstellingen: dit zijn doelstellingen voor het terugdringen van de emissies voor de jaren 1995, 2000 en 2010 ten opzichte van een referentiejaar (meestal 1985). Om een indruk te geven van deze taakstellingen is een selectie uit de cijfers van de basisme taal weergegeven in de tabel op blz. 16. Voor Zeeland is alleen Pechiney aan deze bedrijfstak gebonden. Milde beoordeling Met de ondertekening van het convenant verplicht ieder afzonderlijk bedrijf zich om iedere vier jaar een bedrijfsmilieuplan op te stellen. In dit plan schrijft het bedrijf welke maatregelen in de eerstvolgende periode genomen zullen worden om aan de landelijke taakstellingen bij te dragen. Daar hoort ook zicht op de langere termijn bij. Het bedrijf stelt het plan op in nauw over leg met de betrokken overheden. Uiteindelijk is de vergunningverlener (provincie of gemeente) medeverantwoor delijk voor het maatregelenpakket door ermee in te stemmen. Deze goedkeurings procedure blijkt in de praktijk vooral een formele kwestie, omdat de plannen momenteel nog heel mild worden beoor deeld. Het lijkt erop alsof de provincie al lang blij is met wat de bedrijven doen, ter wijl de plannen niet voldoende beoor deeld worden volgens de afgesproken cri teria. Uit een recente analyse van de basis- metaalplannen (FOI, 1994) blijkt dat een dergelijke liefdevolle behandeling bij de meeste BMP's niet gerechtvaardigd is. Pechiney In de tabel staan naast de streefcijfers ook de resultaten uit de basismetaal-BMP's. Die nodigen niet bepaald uit tot een jubelzang voor de bedrijven. Voor enkele belangrijke taakstellingen van de thema's verzuring en verspreiding lucht en water, worden de doelstellingen bij lange na niet gehaald. In sommige gevallen is zelfs sprake van een Chemie Voor de chemiesector kunnen nog geen landelijke conclusies worden getrokken, omdat nog niet alle plannen gereed zijn. Wel wordt het langzaamaan duidelijk dat in ieder geval de milieutaakstelling voor de verzurende stikstofoxiden bij lange na niet gehaald zullen worden. Energieverbruik Een andere belangrijke tekortkoming in vrijwel alle BMP's van de industrie is dat ze bijzonder onduidelijk zijn over het ener gieverbruik. Energieverbruik moet gezien worden als een centraal thema van het milieubeleid. Verbetering van de energie- efficiency is iets wezenlijk anders dan daadwerkelijke energiebesparing van een bedrijf. Energie-efficiency zegt alleen iets over het energieverbruik per eenheid pro- dukt. Bij een stijgende produktieomvang levert dit nog steeds een stijgend energie verbruik op. Dit leidt vaak tot spraakver warring. Uit de schaarse informatie van bedrijven valt af te leiden dat het totale energieverbruik van de Nederlandse industrie nog geen dalende tendens ver toont en waarschijnlijk zelfs stijgt. Het zou goed zijn wanneer het ministerie voor Milieubeheer (VROM) zich meer zou bekommeren om de energieplannen van 15 WANTIJ JUNI 1995

Tijdschriftenbank Zeeland

Wantij | 1995 | | pagina 15