Soortenjagen
Jan-Willem Vergeer
Postzegels verzamelen is voor sommigen een mooie
hobby. Je hoeft geen psycholoog te zijn om te snappen dat
dat iets met oeroude jachtdriften te maken heeft: jagen en
verzamelen zit er bij velen van ons nog diep in.
Wantij is een nieuwe rubriek rijker. Met
ingang van dit nummer schrijft Jan-Willem
Vergeer over vogels. Hij is regioconsulent
voor Vogelbescherming Nederland in het
Deltagebied en houdt kantoor bij de
Zeeuwse Milieufederatie in Goes.
Aardig is dat ware zegelfreaks vooral
a belang stellen in moeilijk vindbare
exemplaren. Hoe langer er verza
meld wordt, hoe hoger de drempel
wordt gelegd. Het schaarse goed is blijk
baar spannender dan de op elke straathoek
verkrijgbare zegel.
Voor sommige natuurliefhebbers geldt ook:
hoe zeldzamer, hoe leuker. Vooral onder
vogelaars heeft deze wet een hoge vlucht
genomen, resulterend in een eigen club
(de Dutch Birding Association) en een scha
re fanatieke volgelingen. Terreinbeheerders
kunnen van dat fanatisme meepraten. Als
de kleine geelpootruiter of de wilgengors
eenmaal gespot is, zijn sommige soortenja
gers niet meer te houden. Geen bord, hek
of rietkraag mag er tussen hen en de rari
teit zijn. Resultaat: onrust en vernielingen
in natuurgebieden en boze boswachters.
De conclusie lijkt duidelijk: soortenjagen is
een verwerpelijke bezigheid.
Kennis
Maar is dat altijd zo? Je kunt namelijk ook
een ander verhaal vertellen. Dankzij het
fanatisme van Zeeuwse soortenjagers is
onze kennis over de avifauna fors toegeno
men. Een voorbeeld: vele uren blauwbek
ken vanaf de vroegste ochtenduren heeft
een schat aan informatie opgeleverd over
de vogels die langs de kust trekken. Wie
mee wil maken hoe dat voelt, moet zich in
het voorjaar maar eens naar de zeedijk bij
Breskens of in 't najaar naar de Vlissingse
Nolledijk of de dijk bij Westkapelle bege
ven. Op goede dagen staan ze daar met
tientallen, niet alleen Zeeuwse vogelaars,
maar fanaten uit het hele land, vaak nog
aangevuld met een regiment Belgen. Onder
elkaar spreken deze lieden een eigen taal,
waarin termen als 'zit er nog iets' en 'ik had
laatst nog een regelmatig terugkeren. Zo
ontstaat er snel een band tussen mensen,
die elkaar vaak alleen maar van die dijken
kennen.
Gepiep
Soms wordt de vredige conversatie ruw ver
stoord door een kreet van een achter een
telescoop verscholen mond: 'twee middel
ste jagers naar oost!' of 'stil, ik hoor een
bladkoning!'. Nog groter wordt echter de
onrust als plots een hoog gepiep opklinkt.
De fanatiekste onder de soortenjagers zijn
namelijk met elkaar verbonden door mid
del van een-oppiep-systeem. Zo kan de
meute bij Breskens opeens te horen krijgen
dat in het Markiezaat een Amerikaanse grij
ze snip is gesignaleerd. Gevolg: een stoet
auto's zet zich in minder milieu-vriendelijk
tempo in beweging voor de dwars-door-
Zeeland-route. Want die snip, 'die had ik
dit jaar nog niet' of 'dat is een FIRST voor
mij'!
Nut
Het moge duidelijk zijn: het pure soortenja
gen is een sport, maar het heeft wel dege
lijk raakvlakken met natuurbescherming.
Het vastleggen van gegevens over rariteiten
geeft ons onder meer een beeld van ver
schuivende verspreidingsgebieden, legt
opmerkelijke invasies -zoals de pestvogels
deze winter- vast, en, ook niet onbelangrijk,
biedt een goede leerschool aan jonge voge
laars, die, gewapend met de opgedane ken
nis, ook aan broedinventarisaties en tellin
gen, waarvan het 'nut' onomstreden is.
kunnen meedoen.
Het enige echte probleem vormen
de enkelingen, die niet goed
beseffen hoe ze zich in natuurge
bieden dienen te gedragen. Die
lui moet je hard aanpakken: bij
elk geconstateerd wangedrag in
het veld tien strafsoorten in min
dering op hun jaarlijst. Dat werkt
beter dan bonnen en preken...
16 WANTIJ Maart'96