Ui WÊ-MföJi
ïm-S-^K
Nieuwe varkensstal bij Ossenisse. Foto: Jaap Wolterbeek
introductie van intensieve veehouderij om
te springen. Anders lopen we het risico bin
nen de kortste keren een mest-exporteren-
de provincie te worden. Het is beter nu
proberen die problemen te voorkomen,
dan ze in de toekomst weer te moeten
oplossen
De reden dat het gemeentebesturen zoveel
moeite kost om de komst van de intensieve
veehouderij te sturen is dat de rijksover
heid op geen enkele wijze meewerkt. Er
zijn regels ontworpen die de verplaatsing
van varkenshouderijen bevorderen. Maar er
is vooralsnog nauwelijks aandacht voor de
vraag of die komst binnen aanvaardbare
milieugrenzen blijft.
Vandaar de zoektocht in het woud van
regels en verordeningen naar mogelijkhe
den om aanvragen van mestbaronnen af te
kunnen wijzen. Het ziet er naar uit dat dat
steeds moeilijker wordt.
Centraal staat het ruimtelijk beleid. Het
provinciebestuur heeft in de Nota
Ruimtelijk Beleid Landelijk Gebied (RBLG)
aangegeven hoe de gemeentes in hun
bestemmingsplannen met deze problema
tiek om moeten gaan.
Dit beleid wordt in het nieuwe streekplan
opgenomen. Een groot deel van Zeeland is
puur agrarisch, in streekplan termen 'het
gele gebied'. In dit deel, ongeveer de helft
van de provincie, mag een akkerbouwer
een neventak van 5000 m2 beginnen, dat
komt overeen met ongeveer 5000 varkens.
Verder is het aan de gemeentes om te
bezien in hoeverre nieuwvestiging omwille
van landschap, natuur en milieu aanvaard
baar is.
In de bruine gebieden, waar verwevenheid
van verschillende functies (natuur, land
bouw, recreatie) voorop staat (Walcheren,
kustgebieden West Zeeuws-Vlaanderen,
Schouwen en Zak van Zuid-Beveland), is de
mogelijkheid tot het oprichten van een
neventak beperkt tot 1000 m2 en is nieuw
vestiging niet toegestaan.
Dit beleid beperkt de komst van intensieve
veehouderij, maar als van alle ruimte
gebruik wordt gemaakt, nog een enorme
uitbreiding. Theoretisch kunnen er dan in
Zeeland nog 15 miljoen varkens bij.
Gemeentes hebben bijna overal hun
bestemmingsplan aan dit nieuwe beleid
aangepast. Of dit beleid stand houdt is de
vraag. De landbouworganisaties hebben dit
beleid ten principale aangevochten bij de
Raad van State in het kader van het bestem
mingsplan Borsele. De Adviseur van de
Raad van State lijkt het betoog van de land
bouworganisaties te volgen, dat er op neer
komt dat er al genoeg milieubeperkingen
gelden. Als dit beroep wordt gehonoreerd
is het leed niet te overzien.
In het bestemmingsplan van de gemeentes
zijn vaak milieuaspecten meegenomen,
zoals stankhinder en verzuringsgevoelige
landschapselementen, zoals bloemdijken.
Juist op dit terrein heeft de rijksoverheid
het beleid versoepeld. Stanknormen zijn
minder streng en verzuringsgevoelige
gebieden kleiner dan 5 ha tellen niet auto
matisch meer mee. Op dit punt konden
gemeentebesturen tot 13 november j.l. via
een verordening de gebieden toch aanwij
zen. En ook als het om de stankproblema-
tiek gaat, kunnen gemeentebesturen deze
versoepeling repareren. Maar dan moet het
wel gebeuren. Wat de verzuringsgevoelige
elementen betreft, is het beeld nog niet
compleet, maar de indruk bestaat dat
slechts een enkele gemeente zo'n verorde
ning in procedure heeft gebracht. De erva
ring leert dat het weer eerst ergens fout
moet gaan voordat de gemeentes in actie
komen. Gelukkig zijn er op verschillende
plaatsen in de provincie actieve werkgroe
pen, die de gemeentes op dit punt flink
achter de broek zitten.
Er dreigt een nieuwe varkensinva
sie. Als de Raad van State het
beroep van de landbouworganisa
ties honoreert valt een belangrijk
instrument weg om grootschalige
introductie van intensieve vee
houderij te weren. Versoepeling
van de milieuwetgeving maakt
het nu al moeilijker om vergun
ningen te weigeren. Er zit een
blinde vlek in het rijksbeleid als
het gaat om het voorkomen van
milieuproblemen bij de komst
van intensieve veehouderij naar
Zeeland. Provincie en gemeente
besturen willen over het alge
meen wel, maar het rijksbeleid
biedt te weinig aanknopingspun
ten. We hebben al een overbemes-
tingsprobleem in Zeeland. Als het
zo door gaat wordt het milieu in
Zeeland het slachtoffer van een
probleem van elders dat hier niet
kan worden opgelost.
Thijs Kramer is stafmedewerker van de Zeeuwse
Milieufederatie.
16 WANTIJ december'96