Slachtpartij wadvogels niet alleen door strenge winter Jan-Willem Vergeer "Het wintert nog steeds. De Westerschelde lijkt in een poolzee veranderd. Langs de hele kust ligt honderden meters zeewaarts alles vol schotsen. Er is geen verschil te zien tussen de slikken en het water, de stenen bestortin- gen en de strekdammen, alles is een massa opeengekruid ijs. Hier en daar in een wak zwemmen wat bergeenden, smienten, of loopt er een wulp, een zilverplevier. Wie deze winter een blik over Wde dijk geworpen heeft, zal bovenstaand beeld zeker her kennen. Alle afgesloten wateren waren dichtgevroren en Ooster- en Westerschelde waren knap ijzig geworden. Uniek is dat zeker niet, getuige het begin van dit verhaal: het is een beschrijving van de toestand op 19 januari 1940, gehaald uit het natuurdagboek van Hans Warren. Dat dagboek is verplichte kost voor de Zeeuwse natuurliefhebber anno 1997. Al was het maar, om erachter te komen dat allerlei zaken die ons nu in zo'n strenge winter bezig houden, toen voor Warren ook al speelden. Neem de wintervoedering van verzwakte vogels. Warren ziet in, dat de door kou en voedselgebrek kreperende vogels een onderdeel uitmaken van het natuurlijke selectieproces; iets waar je moeilijk tegen in kunt gaan. Tegelijk onder houdt hij een menagerie van verzwakt gevonden smienten, zwanen en andere vogels en is hij oprecht verheugd als hij zo'n vogel, opgeknapt en wel, weer vrij kan laten. Vele hedendaagse vogelaars zullen dit beeid ongetwijfeld herkennen! Mooi is ook de vergelijking die hij, op 21 januari 1940 maakt tussen de kou en de stookolie. Dat laatste vindt Warren een veel ernstiger probleem, omdat het niet natuur lijk is. Slachtpartij Terug naar januari 1997. Een winter die herinnerd zal worden vanwege de slacht 6.800 dode scholeksters afgelopen winter Foto: Jaap Wolterbeek partij onder de steltlopers: zo'n 10.000 in totaal, waaronder circa 6.800 scholeksters. Deze cijfers betreffen het aantal gevonden vogels tot 10 februari; het werkelijk aantal zal ongetwijfeld nog hoger liggen. Een ern stige zaak, dat is duidelijk. Volgens Warren anno 1940 ook een natuurlijke gang van zaken. Maar gaat dat anno 1997 nog wel op? Het antwoord moet helaas nee zijn. Verloren voedselgebied Teveel is in de Delta veranderd sinds 57 jaar geleden. En dan vooral voor de steltlo pers, die hun voedselgebieden in onder meer Grevelingen, Veerse Meer, Sloegebied, Braakman en een flink deel van de Oosterschelde verloren. Die de beschikbare ruimte steeds vaker moeten delen met recreërende mensen. Die steeds meer van het beschikbare voedsel moeten delen met gemechaniseerde visserij. De tekenen waren duidelijk. Veel scholek sters waren al voor de inval van de kou in een slechte conditie. Toen het eenmaal streng begon te vriezen, vielen ze dan ook bij bosjes. Van sommige hoogwatervlucht- plaatsen werden dagelijks tientallen tot tegen de honderd dode vogels verzameld! Verder leken de voor de nog strengere vorst in de Waddenzee wegvluchtende vogels de Delta te mijden. Doorvliegen naai de Franse kust was dan de enige optie, iets waar de plaatselijke jagers maar al te blij mee waren De sterfte van de wadvogels deze winter zal nader geanalyseerd worden. Mede daarom hebben vogelaars en mensen van Rijkswaterstaat hun best gedaan om zoveel mogelijk dode vogels te verzamelen. Voor hen en voor andere geïnteresseerden tot slot nog één vergelijking met Warren anno 1940: die vond talloze dode vogels, rept van een grote sterfte, maar zegt niets over scholeksters! Als er toen net zo'n sterfte onder die vogels was geweest als in januari '97, zou dat een scherp zinnig waarnemer als Warren niet ontgaan zijn... Jan-Willem Vergeer is regioconsulent voor Vogelbescherming Nederland in het Deltagebied. 18 WANTIJ maart'97

Tijdschriftenbank Zeeland

Wantij | 1997 | | pagina 22