Herten op Walcheren Richard Struijk Een kinderboerderij trekt altijd volk. Het is immers zo leuk voor de kleintjes. Wie echter op de gezichten van de volwassenen letweet beter. Daaraan denk ik wel eens, wanneer we tijdens een excursie op een groepje herten stuiten. Damherten, om precies te zijn. Eigenlijk horen ze niet thuis in de Walcherse Manteling, maar wat is "eigen lijk"? Damherten houden zich graag op in de duinvalleien en bossen. Foto's: R. Struijk. Niet alle biologen oordelen even n gunstig over deze wijze van "fauna vervalsing" zoals dat heet. Wie ech ter oog in oog met deze dieren komt te staan, is al gauw gewonnen. Daar staan ze. De neuzen allemaal in één rich ting. Oren omhoog evenals de staartjes. Toch zijn er altijd die doen of er niets aan de hand is. Gewoon doorvreten. Van aller lei grassen, knoppen van bomen en strui ken, zelfs stukken schors worden vakkun dig met cle onderste snijtanden afgeschaafd en naar binnen gewerkt. Meestal is er vol doende tijd tot observeren. Tevens om ons af te vragen, waar deze herten vandaan gekomen kunnen zijn. Het is hier toch geen safaripark? Oorlogsherinnering In de donkere oorlogsdagen van oktober en november '44 ontsnapten herten van Zeeduin (zie ook blz. 5 en 6), een fraaie buitenplaats in de Manteling, gelegen tus sen Oostkapelle en Vrouwenpolder. Zo namen ze een voorschotje op de bevrijding en trokken zich terug in bossen en duinen. Ze leefden er ongestoord. Tot op de huidi ge dag. Ik zag ze in '62 voor het eerst en ervoer hun aanwezigheid als "geiten in het duin", daarbij denkend aan Sil de strandjutter. Dat kwam, doordat er naast gewone damkleuri- ge dieren ook donkerbruine en spierwitte rondliepen: een vreemd gezicht. Ook toen al werden de aantallen veel hoger inge schat. Men hoort wel eens getallen van 75 en meer noemen, maar mijns inziens houdt het met 30 tot 35 wel op. Vanuit het hertenkamp op de naburige bui tenplaats Overduin ontsnappen in de bronsttijd wel eens bokken, zodat de popu latie fluctueert. De gevestigde mannetjes stellen concurrentie niet altijd op prijs. Schijngevechten zijn o.a. het gevolg. Deze zijn vooral hoor- maar ook zichtbaar. De dieren staan op scherp en de grote geweien klappen tegen elkaar. De jonge bokken, die hooguit een spiesje of knop dragen, stoten de kale koppen tegen elkaar en testen eikaars spierkracht. Bloed vloeit er echter nooit. Zoeken ze in de winter eikaars gezelschap en tref je wel eens groepjes van tien tot vijf tien stuks bij elkaar, in het voorjaar vallen die uiteen. De dieren worden schuwer en trekken zich in de dichte duinvalleien terug, waar ook de jongen geboren wor den. Sporen lezen Wie ook eens op safari wil doet er goed aan zich eerst te bekwamen in het sporenlezen. Letten op prenten, van hinden en bokken, hun uitwerpselen, die veel lijken op die van reeën, hun slaap- en rustplaatsen, de vraat sporen aan esdoorn, vlier, kardinaalsmuts en veegboompjes. Zelfs zonder de dieren in levenden lijve te aanschouwen valt er genoeg te beleven. En vergis u niet. Ziet u ze niet, ze zien u wel. Ze leven in een vrije wildbaan, ver plaatsen zich soms razendsnel over grote afstanden, lijken vaak in de grond verdwe nen om dan plotseling op een duintop te verschijnen vanwaar ze u nauwlettend gadeslaan. Wie eens voor een dagje "herten" kiest raad ik aan op Zeeduin te beginnen, bijvoorbeeld bij de ingang aan de Dunoweg. Wandelen is hier vrij. Ook de bos sen richting Domburg bieden mogelijkheden, maar de kans op reeën is daar groter. Last but not least is er het duinge bied Oranjezon nabij de gelijkna mige camping aan de Oranjezon- weg. Een toegangskaart is ver plicht. Bij de ingang staat een automaat, die u voor een paar gulden uren kijkplezier en natuurgenot garandeert. Richard Struijk is voorzitter van de KNNV Walcheren. 18 WANTIJ oktober'98

Tijdschriftenbank Zeeland

Wantij | 1998 | | pagina 22