Vooral in de eerste helft van dit jaar ontstond er commo tie over de Europese Vogelrichtlijn. Met enige regelmaat kon men in de krant lezen dat hijvoorbeeld gemeenten en recreatie-ondernemers fel tegen deze richtlijn waren. Dit doet vermoeden dat het om een nieuwe richtlijn gaat. Toch is de Europese Vogelrichtlijn al sinds 1981 van kracht. Nederland heeft hier .echter al die n jaren onvoldoende uitvoering aan gegeven en riskeerde een door het Europese Hof uitgesproken geld straf van een half miljoen gulden per dag, als ze niet snel de gebieden zouden aanwij zen die voldoen aan de criteria van de Vogelrichtlijn. De Nederlandse overheid begon daarom met een grootscheepse inhaalslag. Doordat nu in één keer zo veel gebieden tegelijk werden aangemeld, kwam dit op veel mensen bedreigend over. De Europese Vogelrichtlijn is gericht op de instandhouding van alle in het wild levende vogels in de Europese Unie. De richtlijn bevat regels voor de bescherming van deze broed- en trekvogels, hun nesten, eieren en leefgebieden. In het kader van de Vogelrichtlijn hebben de lidstaten zich ver plicht om speciale beschermingszones (SBZ) aan te wijzen. Dit zijn gebieden voor kwetsbare en bedreigde vogelsoorten. In de richtlijn worden 181 vogelsoorten met name genoemd, waarvan er 50 regelmatig in Nederland voorkomen. Criteria De Vogelrichtlijn bepaalt dat de "meest geschikte" gebieden voor de bescherming van vogels dienen te worden aangewezen. Om tot een objectieve keuze te komen, zijn daartoe criteria opgesteld. Een belangrijk criterium is de zogenaamde 1 %-drempel, die is ontwikkeld in het kader van de Wetlands-Conventie. Een gebied dient te worden aangewezen als SBZ, als het gere geld minimaal 1 van de populatie (of trekbaan) van een watervogelsoort her bergt. Maar ook voor bedreigde vogelsoor ten die niet aan dit criterium kunnen vol doen, dienen beschermingszones te wor den aangewezen. Hiervoor is een tweede criterium opgesteld: het gebied moet beho ren tot één van de vijf belangrijkste broed gebieden of pleisterplaatsen in Nederland van een soort die is vermeld in de Vogelrichtlijn. De meeste Nederlandse gebieden die als SBZ in aanmerking komen, zijn gelegen in de Ecologische Hoofdstructuur en maken deel uit van Natura 2000, het Europese netwerk van natuurgebieden. De waarde is dus al onder kend. Gebieden De Zeeuwse delta is van belang voor tien tallen soorten broed- en trekvogels. Sommige soorten verdienen extra bescher ming zoals de dwergstern, de kluut, de klei ne zwaan en de brandgans. De volgende Zeeuwse gebieden zullen naar verwachting binnenkort worden aangewezen als SBZ: Voordelta, Grevelingen, Veerse Meer, Zoommeer, Westerschelde en Yerseke Kapelse Moer. Het Zwin, Saeftinghe, Oosterschelde en Volkerakmeer waren al eerder aangewezen. Een aantal van de aangewezen gebieden heeft behalve een belangrijke ecologische, ook economische betekenis. Denk hierbij aan een tweede Maasvlakte in de Voordelta, scheepvaartbelangen in de Westerschelde en recreatiebelangen in het Veerse Meer. Mensen die puur vanuit economisch per spectief naar die gebieden kijken, zouden graag zien dat gebiedsdelen buiten de aan wijzing worden gelaten, zelfs als die voor vogels van groot belang zijn. Dat is echter niet mogelijk, want aanwijzing dient uitslui tend plaats te vinden op basis van ornitho logische criteria. Als een gebied dus voldoet aan de gestelde criteria, dient het in zijn geheel als SBZ te worden aangewezen, ongeacht andere belangen. Europese juris prudentie toont aan dat het onverstandig is om gebieden of delen daarvan buiten de aanwijzing te laten, terwijl ze wel aan de criteria voldoen. Gevolgen Menigeen is bang voor de gevolgen van de Vogelrichtlijn. "Om een SBZ zal wel een groot hek komen te staan en vervolgens mag niets meer". Een dergelijk vooroor deel is niet terecht. Het huidige menselijke gebruik kan veelal gewoon worden voortge zet. Wel is het zo dat nieuwe activiteiten en intensivering van het huidige gebruik moe ten worden getoetst aan de Vogelrichtlijn, om te voorkomen dat als gevolg daarvan de vogelsoorten waarvoor het gebied van belang is in aantal achteruitgaan of hun leefgebieden verdwijnen. De overheid dient passende maatregelen te treffen om de kwaliteit van de beschermingszones niet te laten verslechteren. Nieuwe projecten en plannen dienen te worden beoordeeld op hun gevolgen voor de Europese vogelwaar den. Wezenlijke aantasting kan slechts wor den toegestaan als het gaat om "dwingende redenen van groot openbaar belang" en bij het ontbreken van alternatieven. Verlies aan natuur dient te worden gecompenseerd, zodat de samenhang van het netwerk Natura 2000 intact blijft. De Vogelrichtlijn biedt hiermee een specifiek op vogels gerichte bescherming die niet verder gaat dan strikt noodzakelijk is. De Vogelrichtlijn is een prachtig instrument: het huidige gebruik door mensen kan veelal worden gecontinueerd en nieuwe ontwik kelingen moeten aan de richtlijn worden getoetst. In tegenstelling tot wat wordt beweerd, is de mul tifunctionaliteit van de gebieden niet in het geding. De Zeeuwse waterrijke natuurgebieden krij gen met de Vogelrichtlijn de bescherming die ze al veel langer verdienden Ralf Joosse is regioconsulent Delta West-Brabant van Vogelbescherming Nederland. 13 WANTIJ oktober'99

Tijdschriftenbank Zeeland

Wantij | 1999 | | pagina 17