allerlei lopende studies en discussies met maatschappelijke organisaties nog lang niet zijn afgerond. Het is voor Seaports geen reden om bij de pakken neer te zitten. Gesteund door de provincie Zeeland en toch weer Rotterdam, wil het op eigen kracht verder. Met hetzelf de plan. Het havenplan van Seaports wordt nu een regionaal plan dat geen alternatief meer vormt voor de uitbreiding van Rotterdam. Dat werpt een ander licht op deze havenontwikkeling. Bewijs Als het aan Seaports ligt, zal over vijf jaren het eerste diepzeecontainerschip voor anker gaan aan de nieuwe containertermi- nal in de Westerschelde. De aanlegplaats wordt deels in de 17 meter diepe vaargeul aangelegd. Daarvoor moet 150 hectare land worden gewonnen. naar het Middellandse Zeegebied? Komen platen, geulen en schorren in de Westerschelde nog meer onder druk te staan? Moeten de geulen in de monding van het estuarium nog verder worden ver diept? Kortom, er moet voldoende bewijs voor de maatschappelijke noodzaak van de containerhaven worden geleverd. Compensatie Als dat bewijs er komt, moet vervolgens compensatie voor het verlies aan natuur plaatsvinden. En wel op een volwaardige manier. De compensatie van de Westerschelcleverdieping, waarbij verlies aan schor en slik wordt gecompenseerd door het opknappen van kreken, is uiter aard niet het goede voorbeeld. Er moet compensatie plaatsvinden voor het interge- tijdengebied dat verloren gaat. Of de ver groting van het areaal aan schor bij Fort Dat kan niet zonder slag of stoot. De Westerschelde is in het structuurschema Groene Ruimte aangewezen als kerngebied in de ecologische hoofdstructuur. Ook Habitat- en Kuropese Vogelrichtlijn bieden bijzondere bescherming. De natuur van de Westerschelde mag niet worden aangetast, tenzij er een groot maatschappelijk belang mee gediend is. Het "nee-tenzij-principe" betekent dan ook dat de maatschappelijke noodzaak van de ingreep buiten kijf moet zijn. Verder moet de initiatiefnemer aanto nen dat er geen alternatieven zijn. In de milieueffectrapportage die momenteel in voorbereiding is, wordt een maatschappelij ke kosten-batenanalyse gemaakt die ant woord op vele vragen moet geven. Vragen zoals: zorgt de containerterminal die ruim een half miljard gulden kost, wel voor vol doende werkgelegenheid en toegevoegde waarde? Hoe staat het met de trafiekprog noses? Is de rek niet uit de containerbran che en verschuift het zwaartepunt van de containeractiviteiten in Europa juist niet Rammekens door verlegging van de weste lijke havenpier en het tot schor laten wor den van een stukje haventerrein voldoende is, zal het Rijk duidelijk moeten maken. Het compensatiebeginsel van het Natuurbeleidsplan en de Europese regelge ving moeten een harde randvoorwaarde vormen. Bovendien heeft Seaports 11 september j.l. een convenant gesloten met Staatsbosbeheer, provincie Zeeland en de gemeente Vlissingen om Fort Rammekens te herstellen. De provincie vindt dat de overeenkomst mooi past in het beleid voor natuurherstel langs de Westerschelde. Seaports zegt dat het met Staatsbosbeheer als goede buur wil omgegaan. Het conve nant biedt aangrijpingspunten om ook de natte natuur, zoals schorren en slikken rondom om het fort te versterken. Ontkoppeling De ZMF vindt dat, als de containerterminal onvermijdelijk is, heel het Sloegebied een integrale kwaliteitsimpuls moet krijgen. Centraal uitgangspunt bij de nieuwe ont wikkeling van het Sloegebied moet zijn: absolute ontkoppeling. Economische groei in het havengebied gaat in dat geval gepaard met vermindering van de milieube lasting. De kwaliteit van de leefomgeving zal er door opknappen. In een ander artikel in deze Wantij wordt dieper ingegaan op dit voor het milieu- en economiebeleid belangrijke uitgangspunt van ontkoppeling. Inrichting De kwaliteitsimpuls wordt daarnaast bereikt met het zo duurzaam mogelijk inrichten van het nieuwe en bestaande haventerrein. Het betekent dat de schaarse ruimte zo innovatief en efficiënt mogelijk wordt gebruikt. Dat kan door hoger stapelen en verdiept opslaan van containers en met het verkorten van de tijd die de containers op het terrein staan. Het is mogelijk met dertig procent minder ruimte toe te komen, als de "statijd" van containers wordt verkort van 4,5 naar 1,5 dag. Lange tijd staan zou financieel ontmoedigd moeten worden, korte tijd staan beloond. Ook hogere grondprijzen kunnen het ruimtebeslag ver minderen. Reserveruimte bij bestaande bedrijven kan beter worden benut. Verder zullen de gronden zo moeten worden uit gegeven dat er enkel plek is voor schone bedrijvigheid. Duurzaam bouwen is natuur lijk de norm. Energie Ook de energievoorziening in het Sloegebied moet duurzaam worden. Dat betekent extra investeringen in energieop wekking uit stromingsbronnen als zon, wind en aardwarmte. Forse energiebespa ring door verhoging van de efficiency is ook noodzakelijk. Reststromen als water, ener gie en afvalstoffen dienen maximaal te wor den hergebruikt. Het vervoer over de weg mag door de nieu we containeractiviteiten maar zeer beperkt toenemen. Het doemscenario van duizen den extra vrachtwagens die de Zeeuwse wegen verstoppen, mag geen werkelijkheid worden. De inrichting van het haventerrein moet gericht zijn op duurzaam transport, dat wil zeggen aansluitend vervoer per spoor, schip en buis. Deze en andere duurzame ingre pen, met of zonder een nieuwe containerkade, kunnen het Sloegebied maken tot een haven gebied dat een duurzame econo mische en ecologische verster king voor Zeeland oplevert Tjeu van Mierlo is coördinator van de Zeeuwse Milieufederatie. 4 WANTIJ oktober'99

Tijdschriftenbank Zeeland

Wantij | 1999 | | pagina 4